- Arjan Broers
De geloofstraditie is niet meer dan een hulpmiddel om tot innerlijk weten te komen. Mystici weten dat. Maar zij niet alleen: wij zijn allemaal mystici, al zijn we dan beginners.
Wij zijn mensen van onzichtbare dingen. We kunnen wel een tijd doen alsof ons leven draait om geld, spullen en aanzien, maar vroeg of laat (in sommige gevallen pas op ons sterfbed) snappen we dat het gaat om iets anders.
Om het met Gerard Reve te zeggen: ‘Een vogel zingt om zijn Schepper te loven’. Vrijwel iedereen moet smakelijk lachen om dit fragment uit Het Boek van Violet en Dood, en vrijwel iedereen snapt dat Reve ook gelijk heeft, op een dieper niveau dan de uitleg dat een vogel zijn territorium afbakent en zich wil voortplanten.
Dit spontane lachen en snappen wijzen op een geraakt zijn, op een plek die alles te maken heeft met mystiek. Ik gebruik dat woord, al heeft het een verheven klank. Maar mystiek is niet voorbehouden aan Meister Eckhart, Hildegard von Bingen, Teresa van Avila, noem ze maar op. Hoe voortreffelijk ook: zij zijn voorgangers en wegwijzers. Als we hen hoog boven onszelf verheffen lijkt dat wel nederig en eerbiedig, maar in werkelijkheid is het gewoon laf.
Volgens mij gaat mystiek over de bewuste ervaring helemaal deel te zijn van het leven zelf. En daar zouden we best eens wat grondiger aandacht aan kunnen geven. We hebben leermateriaal te over, zoals mystici ons laten zien: een geloofstraditie van millennia.
Helaas wordt die traditie vaak voorgesteld als doel op zich, als iets statisch, of zelfs als legitimatie van een status quo. Geloof is dan een autoriteit op afstand, die je alleen maar hoeft te aanvaarden – of verwerpen, als je er tegen bent.
Maar de structuur van geloofstraditie is enkel de ene helft van het verhaal, en mystici snappen dat. Geloof is bedoeld om te komen tot innerlijke autoriteit: tot ervaring, innerlijk weten. Dat is de andere helft van het verhaal: het is een middel om te leren zien en horen, en zo innerlijk te groeien in wie je bent. Om te leven met aandacht, smaak en mededogen.
Ga maar na. De traditie vertelt dat het leven geschapen is. Dat kun je geloven (of verwerpen), maar het wordt een weten als het lente wordt en je de verrukking voelt van warm licht, leven dat overal opkomt en uitbarst. Dan weet je dat het leven bezield is en goed bedoeld, en dat jij niet de eerste bent die dat ziet.
Of een ander voorbeeld: de traditie vertelt dat vergeving een wezenskenmerk is van God. Die suggestie wordt pas een weten als je ervaren hebt hoe wij elkaar leven kunnen geven, door elkaar vergeving te vragen en geven.
Helaas leven we in een kenniseconomie, niet in een wijsheidscultuur. De kenniseconomie deelt op, analyseert, gebruikt. Een wijsheidscultuur zou verbinden, doorzien, genieten. Vooral van de onzichtbare dingen.
We kunnen, bijvoorbeeld, knappe artsen opleiden en protocollen opstellen voor het einde van het leven. Maar we kunnen nog niet zo goed vormgeven wat daar aan verdriet en dankbaarheid ervaren wil worden. En we kunnen heel goed wetenschappers opleiden die onderzoeken of een vogel klieren heeft. Maar we zijn er nog niet goed in om te snappen dat wij net zo mooi en kwetsbaar zijn als de natuur zelf.
De wereld heeft grote behoefte aan mensen die onzichtbare dingen herkennen, onthullen, vieren. Mensen die de moed hebben om arm van geest te zijn, die verdriet durven hebben, die opkomen voor gerechtigheid. Mensen die waarheid spreken en vrede stichten.
De wereld heeft grote behoefte aan mensen die snappen dat het leven niet van hen is, maar dat zij van het leven zijn.
Foto: Struisvogel door anviss (CC BY-NC 2.0)