Gij zult slachtoffer zijn!

  • Theo van Willigenburg

Een tijdje geleden is er ’s nachts bij ons ingebroken, via een raam op onze bel étage waarvan we dachten dat het ‘onneembaar’ was. De inbreker was zo stil te werk gegaan dat zelfs onze hond niet aansloeg. Hij had een laptop en een fototoestel ontvreemd.

Vijf maanden later kregen we een brief waaruit we begrepen dat er een verdachte was opgepakt en dat wij ons als slachtoffers mochten voegen in de aanstaande strafzaak. We hadden zelfs spreekrecht in de rechtszaal. Uit de begeleidende brief leerden we dat daarbij het ons toegebrachte leed centraal moest staan en dat we ons niet mochten uitlaten over de schuldvraag of de gewenste straf. Logisch want het strafrecht is bedoeld om zorgvuldig te oordelen over schuld en om volksgerichten te voorkomen.

Het probleem was echter dat we ons helemaal geen slachtoffer voelden (met bijbehorend psychisch leed en materiële schade). We waren vooral boos dat iemand in onze privévertrekken was binnengedrongen. Ook de toelichting die repte over “toenemende aandacht voor het slachtoffer, waar vroeger de aandacht vooral uitging naar de dader” stond ons tegen. Alsof beschouwingen over de schade aangericht bij ons, de ‘slachtoffers’, nu nodig de ruimte moesten gaan innemen die vroeger werd gegund aan beschouwingen over de motieven van de dader.

Wat ons vooral tegenstond is dat de relatie tussen slachtoffer en dader vooral leek te worden begrepen als een soort zero sum game waarbij ‘winst’ voor de één automatisch ‘verlies’ betekent voor de ander en omgekeerd: de dader heeft wederrechtelijke ‘voordeel’ behaald en het slachtoffer heeft evenzoveel ‘verlies’ geleden; teveel aandacht voor de dader betekent automatisch te weinig aandacht voor het slachtoffer. Dader en slachtoffer vullen elkaar in die benadering op alle fronten aan, totdat telkens het nulpunt is bereikt. De één is sterk, de ander is zwak, de één heeft iets gewonnen, de ander iets verloren, de één handelt en de ander ondergaat (daarom wordt in slechte films het monster zo vaak aangevuld met een lelieblank, hulpeloos gillend meisje, dat hoogstens een slap tikje met haar hand kan uitdelen). Zelfs de roep om hoge straffen wordt soms zo gemotiveerd: het slachtoffer heeft ‘levenslang’ dus moet ook de dader levenslang krijgen. Leed hier, dus ook leed daar om de ‘winst’ teniet te doen.

De slachtofferrol drukte ons in een ongewild bondgenootschap van doen en ondergaan, van winst en verlies. De inbreuk op onze privésfeer, het ongevraagde winkelen in onze spullen, had ons natuurlijk wel geschaad, maar we waren niet gewond, we waren vooral beledigd.

Maar een slachtoffer kan niet boos zijn, die kan alleen maar vragen om medelijden. Je kunt alleen boos en beledigd zijn op iemand die je gelijke is. Op een dader als machtig monster kun je niet boos zijn, op een ‘zielepoot’ of ‘gestoorde gek’ evenmin.

Hank Hein vermocht het om Ferdi E., ontvoerder en moordenaar van haar man, te vergeven nadat ze zich verdiept had in de achtergronden van de dader en hem weer als mens was gaan zien. Ze nam Ferdi E. zijn daden nog wel degelijk kwalijk, maar voelde zich niet meer machteloos of vervuld van wrok. Jarenlange aandacht voor haar slachtofferschap had nauwelijks bijgedragen aan de ‘verwerking’ van het haar aangedane leed. Die kwam nu pas.

De jonge filosofe Wytske Versteeg, die vanaf haar vierde jaar werd misbruikt door een familielid, betoogt in een essay waarmee zij ze de Serge Heederikprijs won, dat je geweld en misbruik alleen tot een belediging kunt maken, wanneer je – ondanks de onnoemelijke pijn – de slachtofferrol weigert. Wanneer je de macht weet te hernemen tegenover degene die je heeft beschadigd door die recht in de ogen te kijken en van je boosheid deelgenoot te maken. Als slachtoffer ben je zwak en overgeleverd aan iets waar je niets aan kunt doen. Als beledigde partij kun je zelf weer dader zijn.

Foto: Frankfurt - Justitia via Mpauliks (CC BY-NC-SA 2.0)

Tags: