- Theo van Willigenburg
Woorden hebben macht, nog steeds. Wie denkt dat het geschreven en gesproken woord er niet meer toe doet in een tijd waarin het bewegende beeld en de vluchtige boodschap domineren, vergist zich. Politici weten met een enkel woord een complete boodschap te verkondigen (“Jaloeziebelasting”, “Villasubsidie”). De YouTube-jongeren van nu zijn dol op cabaretiers en stand-up comedians die in twee zinnen een hele wereld weten neer te zetten. En zelfs managementtheorieën die slechts de diepgang hebben van een bierviltje, weten door de introductie van magische woorden een grote invloed uit te oefenen (“valorisatie”, “out-of-the box denken”).
De taal die we horen en die we zelf spreken vormt ons denken en de wijze waarop we tegen de wereld aankijken. Zelfs zoiets onschuldigs als het geslacht van zelfstandige naamwoorden (mannelijk, vrouwelijk of onzijdig) bepaalt in belangrijke mate de associaties die we bij een begrip hebben. Duitstaligen beschrijven bruggen (“die Brücke”, vrouwelijk) als elegant, fragiel, mooi, smal en ‘openinggevend’, terwijl Spaanstaligen een brug (“el puente”, mannelijk) eerder associëren met groot, gevaarlijk, sterk, stevig en boven ons uittorenend. Een sleutel (“la llava,” vrouwelijk) is voor Spaanstaligen vooral goudkleurig, klein, kunstig, lieflijk en glanzend terwijl Duitstaligen (“der Schlüssel”, mannelijk) eerder denken aan hard, zwaar, ijzer, puntig en nuttig. Die associaties hebben niets te maken met het object zelf, maar met de taal waarin we over dat object spreken. Nog een voorbeeld: in tegenstelling tot wat lang is gedacht worden kleuren niet in alle talen op dezelfde wijze onderscheiden en benoemd. Voor Japanners is groen een variant van blauw – ze spreken over ‘blauwe appels’. Dat heeft direct invloed op de culturele betekenis van kleurtermen. Wij onderscheiden rood van roze (vrouwelijk, homoseksueel). In het Russisch en het Hebreeuws bestaat geen aparte term voor roze, maar krijgen blauw en lichtblauw wel verschillende woorden, waarbij lichtblauw wordt geassocieerd met vrouwelijk – het Russische woord voor lichtblauw is daarom slang voor ‘homoseksueel’.
Woorden kunnen werken als gif. ‘Tuigdorp’ was het woord van het jaar 2011. Het past in het rijtje ‘kopvod’, ‘straatterrorist’, ‘Islamitisch varken’ en ‘Beest van Tallin’. Woorden die we eerst wat ongemakkelijk wegslikken en die na een tijdje hun ziekmakende werking doen. Het zijn termen die afkeer oproepen. Ze zorgen dat we anders gaan voelen, dat we gaan walgen. Niet voor niets worden slachtoffers van genocide eerst jarenlang verdierlijkt als kakkerlakken, ratten en andere ‘onderkruipsels’. Woorden die weerzin opwekken maken mensen tot besmettelijke diersoorten die uitgeroeid mogen worden.
De macht die taal kan uitoefenen vraagt om taal als tegengif. Dat is de functie van proza en poëzie en van de Schone Kunsten in het algemeen. Managers-balkenbrij kan alleen bestreden worden door de profetische helderheid van een essayist. Liefdesliederen ontgiften walgtaal. Poëzie verzet zich tegen ‘realistische analyses’. Alleen wonderwoorden helpen soms nog tegenover politieke waanzin.
In de Bijbelse traditie, de traditie van losers die zich bewust zijn dat ze zich altijd weer dreigen vast te klampen aan machten die een ‘oplossing’ beloven, speelt de taal, het spreken, het woord een centrale rol. Bevrijding in de Bijbel betekent vooral weten waarop je niet moet bouwen, het is ontmaskering en onthulling van de krachten en vanzelfsprekendheden die ons beheersen. Vanaf de tweede eeuw voor Christus culmineert dit tegendraadse denken in een Messiasverwachting, waarbij de Messiasfiguur voor ons strijdt met “de adem van zijn lippen en het zwaard van zijn spreken”. De Messias zoals de evangeliën hem portretteren is een exorcist, een geestesdrijver, een bestrijder van de onderdrukkende dogma’s van zijn tijd (ziek? eigen schuld! arm? dan ook kansloos!). Hij opent mensen de ogen en de oren. Zijn optreden belichaamt een radicale wijze van tegendenken. Hij strijdt met het woord, met het charisma van zijn verhalen en spreuken en met de vlijmscherpe kracht van zijn parabels.
Zijn leerlingen, die van ‘De Weg’, worden ondergedompeld in een geestesadem die hen ‘nieuwe talen’ doet spreken. Ze krijgen de gave van de tegenspraak. Nieuwe woorden, andere wendingen. Godengefluister. Goud ingezet tegen modder.
Foto: Maarten Boersema