- Kees de Groot
Bij de aanslag op het kantoor van Charlie Hebdo werden twaalf aanwezigen om het leven gebracht: tekenaars, ambtenaren en een cateraar, vrijdenkers en moslims. ‘Jesus Charlie’ dacht ik te lezen op het affiche van een van de demonstranten op de Place de la République (Trouw 8-1-2015). Vergezocht, maar goed gevonden, dacht ik. Charlie Hebdo is geëxecuteerd, net zoals de joodse rabbi in wie christenen het menselijke gezicht van God zien en moslims de profeet van de liefde. En ook hier schijnt er leven na de dood te zijn, getuige vele cartoons die na de aanslag in Parijs verschenen. Eén daarvan: de spotprent van Joep Bertrams waarop een onthoofde tekenaar zijn tong uitsteekt naar de man die hem heeft onthoofd. De geëxecuteerde lacht de dood in het gezicht uit.
Maar ik las het verkeerd: de i was minder vet neergezet en daardoor uit mijn woordbeeld verdwenen. ‘Je suis Charlie’ was de leus. Deze breed gedragen solidariteitsbetuiging met de twaalf slachtoffers en de reden waarom ze werden gedood lijkt me niet minder gepast. Ook al zal de overtuiging van iedere demonstrant wel eens in dit tijdschrift bespot zijn, alom weigert men het slachtoffer medeschuldig te verklaren aan zijn lot.
Dat is immers de eerste valkuil, een reactie waarin sommige moslims helaas toch ook vervallen: een aanslag gaat te ver, maar de tekenaars hebben het er ook wel een beetje naar gemaakt. Van religie moet je afblijven. Zo reageren gelovigen die hun persoonlijke gekwetstheid opblazen tot een aanval op God zelf. Maar het is een menselijke, al te menselijke reactie om pijn te voelen wanneer de spot wordt gedreven met wat je dierbaar is en vervolgens de dader erom te verwensen. Ontzag hebben voor wat je heilig is, de barmhartige Erbarmer bijvoorbeeld, is mooi, maar juist die heilige, onaantastbare waarde roept op om je daaraan te onderwerpen, om dus zelf barmhartigheid te betrachten.
De tweede valkuil is dat de woedende eerste reacties het denken gaan beheersen, volgens het principe: ‘Zij vallen ons aan. Wij vallen hen aan.’ Of, zoals een welgemanierde gast van De Wereld Draait Door het formuleerde: ‘De verdediging van de democratie doe je helaas met zeer ondemocratische middelen; daar moet terreur terug gepleegd worden.’ Hoe hij dat voor zich ziet, zei hij er niet bij, maar de ellende is dat dergelijke oproepen niet echt bijdragen aan een wereld waarin liefde sterker is dan haat, zoals het satirische magazine zelf propageert. Wat voor terreur moet er tegen wie gepleegd worden? Tegen de daders? Tegen alle jihadisten? Alle Salafisten? Alle Moslims? Tegen alle fanatieke gelovigen?
Zeker, de rechtsstaat moet ferm worden verdedigd, maar wie kiest voor uitsluiting van bepaalde bevolkingsgroepen, zoals radicale, of zelfs alle, moslims, heeft het geloof in de rechtsstaat al opgegeven. Geloven in de waarden waar je voor staat betekent: juist wel het debat aangaan met radicale religieuze gelovigen. De logica van de terreur is besmettelijk: het duo angst en haat beantwoorden met angst en haat. Dat is de geestelijke slavernij waar Bob Marley over zingt in Redemption Song, ten gehore gebracht in dezelfde uitzending. Zingen om verlossing – daarin zit meer wijsheid dan in de roep om de vrijheid te verdedigen door er een muur omheen te zetten. Wie het vrije woord wil verdedigen zou zijn heilige waarden moeten uitdragen en bereid moeten zijn tot debat met andersdenkenden.
Vrijheid van meningsuiting vormt slechts het noodzakelijk kader voor een inhoudelijk debat. Waar staan de populaire opiniemakers nu eigenlijk zelf voor? De verwijzing naar de Verlichting klinkt weer, en wordt verward met de afscheid van elke vorm van geloof. Het eigen geloof in, ik noem maar wat, liefde, vrijheid, gelijkwaardigheid, of solidariteit wordt niet uitgesproken en uitgesproken gelovigen komen niet aan het woord. Zo blijft het een onderonsje van zogenaamd verlichte geesten die klagen dat die achterlijke gelovigen niet tegen spot kunnen. Wanneer spreken zij nu eens tegenover andersgelovigen uit waar ze zelf voor staan?
Foto: Je_suis_Charlie-12 door Valentina Cala (CC BY-SA 2.0)