- Stefan Gärtner
De Britse kunstenaar Banksy bood zijn eigen kunst te koop aan in een marktkraam in het New Yorkse Central Park, zonder daarbij te vermelden dat het made by Banksy was. Niemand was bereid om meer dan 60 Dollar te betalen terwijl zijn werken normaal voor een paar ton worden verhandeld. Street art at its best. Een passende commentaar op de opgeklopte kunst-scene, waar enkel de naam van de kunstenaar al een garantie is voor succes.
Banksy doet er nog een schepje bovenop en voert het thema door in zijn hele werk. Veel mensen kennen wel zijn oeuvre maar niet de persoon erachter. Zijn website bestaat louter en alleen uit – jawel – zijn naam. Banksy is een sfinx. Slechts weinigen weten wie achter de naam schuilgaat. En dat terwijl zijn kunst juist op straat te vinden is. De New Yorkers lopen dagelijks langs graffiti die met de hem kenmerkende sjablonen zijn gemaakt. Ze genieten wereldwijde bekendheid in de kunstwereld. Niettemin plaatste hij zijn werken zonder dat iemand iets doorhad in musea en verbergt hij zich achter een pseudoniem.
Dit soort raadselachtigheid kom je ook in de Bijbel tegen. Neem bijvoorbeeld het braambos dat brandt zonder te verbranden in Exodus 3. God verbergt en openbaart zich tegelijkertijd in de vlammen. In de dialoog tussen God en Mozes wordt het motief duidelijk gemaakt: Mozes moet zijn gezag over Israel kunnen legitimeren. Dat werd in die tijd niet bereikt door een meerderheid in de Tweede Kamer, maar door beroep te doen op een goddelijke autoriteit. Mozes voorziet wel een probleem: als hij tegen Israel zegt dat de God van hun vaderen hem heeft gezonden dan zal dit voor het volk niet voldoende zijn. Het wil ook de naam van God weten. Wat krijgt Mozes als antwoord? Ik ben die er zal zijn. Het is een naam die alles zegt door niets te zeggen.
Banksy en God begrijpen dat namen ertoe doen. Ze kennen het Repelsteeltje effect. Wanneer de arme dochter van de molenaar in het sprookje de naam van het enge mannetje kent, dan heeft ze macht over hem. Niemand weet, niemand weet, dat ik Repelsteeltje heet. Dat is tegenwoordig echter al een lang gepasseerd station. Niet alleen familie, vrienden en buren kennen onze naam, maar ook de overheid, de werkgever, het internet, de kredietverlener enz. Omdat ze ons via de naam kunnen traceren, weten ze wat we hebben gekocht, waar we hebben geslapen en met wie we hebben gebeld. De kennis van onze naam geeft hen macht over ons.
Maar de macht van de naam gaat verder: door dingen te benoemen creëert men de werkelijkheid. Noemen we iemand bijvoorbeeld gehandicapt of anders begaafd? Welke scheidslijn trekken de begrippen allochtoon en autochtoon dwars door de Nederlandse bevolking? En wat doet een transgender als hij of zij voor het identiteitsbewijs moet kiezen tussen man of vrouw? Benamingen zijn niet neutraal. Onze taal correspondeert met onze realiteit. Door iets te benoemen, krijgen we grip op de wereld.
Banksy houdt de kunstmarkt een spiegel voor. Hij blijft een onbekende en houdt zich op afstand. Ook God weigert om zich aan Israel bloot te stellen. Hij wil zich niet vereenzelvigen met de velen namen, de projecties en droombeelden die mensen op hem plakken. Door hem te benoemen, willen ze grip op hem krijgen. Maar God valt nooit samen met de namen die religies en kerken voor hem gebruiken. Hij is steeds anders. Hij is gewoon de Ik ben.
Foto: Banksy in Boston door Chris Devers (CC BY-NC-ND 2.0)