- Theo van Willigenburg
Tijdens de zogenaamde Arabische lente leek het allemaal vrij duidelijk: bevolkingen kwamen in opstand tegen tirannen als Ghadaffi. In sommige kerken werd die succesvolle opstand geduid als een Paaservaring: nieuw leven, nieuw begin, overwinning op de duisternis! Maar daar hoor je nu geen dominee meer over. Zoveel Paaslicht schijnt er niet in Libië. In Algerije is de 19 jaar durende noodtoestand weliswaar opgeheven, maar president Bouteflika zit er nog steeds en zijn politieke tegenstanders ook – in de gevangenis dan. De Egyptische president Morsi was de eerste democratisch gekozen Arabische leider in jaren, maar regeerde zo hautain dat het leger hem afzette - een militaire coup die met gejeuich werd ontvangen!
Het wordt steeds moeilijker om onbesmeurde helden, iconen van het goede, te vinden. Gelukkig hebben we Nelson Mandela nog, als straks maar geen getuigenissen opduiken over mogelijke misstappen en foute keuzes. De straatnaambordjes met “Winnie Mandelaplein” waren in 1990 nog maar koud bevestigd toen bleek dat Nelsons ex haar lijwachten had aangezet tot de moord op een veertienjarige jongen.
Vooruitgangsdenkers, of het nu verlichte humanisten zijn of bewogen gelovigen, idealiseren en moraliseren dat het een aard heeft. En daarbij vergeten ze dat de werkelijkheid altijd tegenstrijdig is, dat niets ten volle gerealiseerd kan worden, dat elke overwinning schaduwkanten kent. Het heil is binnen menselijke kaders principieel onbereikbaar. “Heb uw naaste lief als uzelf” is een onmogelijk gebod, “Hebt uw vijanden lief” is een voorbeeld van absurde overvraging (en zo bedoelde Jezus het ook).
Kerkvader Augustinus probeerde dit duidelijk te maken toen hij de leer van de erfzonde ontwikkelde: de breuk is fundamenteel, het goede is nooit te realiseren, elk vervulling schept zijn eigen tekort, elke bevrijding creëert een nieuwe kerkering. Dat inzicht van Augustinus is te vuur en te zwaard bestreden door zijn latere tegenstanders: de Pelagianen. Die meenden dat de mens wel degelijk het goede kan bereiken, dat samenlevingen zich positief kunnen ontwikkelen, en dat het naastenliefdegebod er niet zou zijn als je zo’n gebod niet ook zou kunnen realiseren. Waar Augustinus de nadruk legt op de breuken die er altijd zullen zijn – waardoor er alleen vereniging met God mogelijk is door een niet door ons georganiseerde herschepping en heling –, meenden de Pelagianen dat de mens door goed te doen God nabij kan komen.
Theoloog Matthias Smalbrugge noemde de Protestantse Kerk in Nederland eens “wezenlijk pelagiaans”, met haar “nadruk op het goede doen en haar eindeloze moralisering van de theologie en het godsbeeld. Onze behoefte om wees en weduwe te helpen en dat vooral als vervulling van het geloof te zien, want ach: wat je aan de minste van de mijnen hebt gedaan heb je aan mij gedaan.” (Trouw 30 juli 2005). En ook in de katholieke Acht Mei Beweging was het voor-en-na “bouwen aan Gods koninkrijk” en “tekens oprichten van bevrijding”. De kerk heeft zich in bijna al haar geledingen aangepast aan het moderne vooruitgangsdenken. Smalbrugge: “Kerk en maatschappij zijn elkaars spiegelbeeld en verschillen alleen met elkaar over wat het goede is. Maar beide zijn in zekere zin diep narcistisch. Want beide hadden geen oog meer voor ons onvermogen om werkelijk het goede te realiseren. We trokken naar Sebrenica en dachten dat ons goede ideaal wel zou werken en het werd een drama.” Kwaad bleek het neveneffect van goede bedoelingen en plichtsgetrouw handelen. We willen zo graag van onze samenleving een rozentuin maken (mét homohuwelijk en zónder familiedrama’s) en we willen zo graag ook élders vrede stichten, dat we ons vooruitgangsverlangen niet meer laten begrenzen door de beleving en aanvaarding van verlies. We weten het bestaan niet meer te laten glanzen, omdat we valse romantiek omhelzen. We weten niet meer wat genade betekent, omdat we – zeker in Nederland – managers willen zijn van ons eigen geluk en het geluk van anderen. We willen winnen, zonder iets te verliezen, vooruitgang zien zonder nadelen. Het resultaat is een permanente teleurstelling, een verwoed zoeken naar zondebokken en een nog verbetener poging om maatschappelijk heil te organiseren. Augustinus vond dat levensgevaarlijk, en terecht.
Foto: Bachar el-Assad, painted portrait DDC_7886001 door Thierry Ehrmann (CC BY 2.0)