- Erik Sengers
In het nieuwe beleid rond de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) biedt de overheid geen voorzieningen meer aan, maar ziet ze voor zichzelf slechts een compensatieplicht weggelegd. Alleen als de burger zelf of diens sociale netwerk iets niet kan oplossen, moet de gemeente inspringen: de Kanteling. De burger heeft geen ‘recht’ op voorzieningen, maar er moet bekeken worden wat in de specifieke situatie nodig is. Daartoe dient het Gesprek met die burger, liefst zo persoonlijk mogelijk. Een aantal brochures van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) geeft aan hoe Kanteling en Gesprek vorm kunnen krijgen. Vooral de derde brochure heeft ingrijpende consequenties voor burgers en hun vrijheid van godsdienst.
Toenmalig staatssecretaris Ross-Van Dorp stond een ‘gesprek aan de keukentafel’ voor ogen als nieuwe manier van werken binnen welzijnsland. De klant komt niet meer naar een functionaris op kantoor, maar de functionaris bezoekt de klant in diens eigen omgeving. Zo kan duidelijker worden wat de hulpvrager echt nodig heeft om zelfredzaam te zijn of om te participeren in de samenleving. Andere, onderliggende problemen kunnen boven tafel komen: moet niet eerst het huis opgeruimd worden voordat de scootmobiel er komt? Ook kan in een dergelijk gesprek beter gesproken worden over de steun die iemand in zijn sociale netwerken heeft. Misschien zijn er wel andere (goedkopere) oplossingen om een bepaald doel te bereiken dan de voor de hand liggende. In ieder geval moet in zo’n gesprek duidelijk worden hoe en in hoeverre de gemeente aan haar compensatieplicht moet of kan voldoen.
Het is duidelijk dat een Gesprek een diepgaande vorm van conversatie is waarbij persoonlijke zaken en vragen op tafel komen. Deze vorm is open en vrijblijvend: er kunnen geen rechten aan ontleend worden. Maar het gespreksverslag heeft wel een zekere status. Zo dreigt de overheid te ontsporen op het baanvak van de individuele vrijheid van zingeving en religie. In een Gesprek staat namelijk de vraag centraal “(…) welke betekenis de burger aan zijn situatie en beperking geeft, hoe hij die ervaart. De manier waarop de burger in het leven staat en wat voor hem echt belangrijk is, is zeer bepalend voor de oplossing die wordt gekozen. Wie scherp luistert, kan de ‘zingeving’ bij de burger achterhalen en ontdekt (…) dat standaardoplossingen niet bestaan.”
Het is nodig individueel te denken om aan te sluiten bij de vraag, maar ook om bezuinigingen te halen. Elk gesprek, elke vraag is weer anders, en daarom moet de gespreksvoerder zich steeds de vraag stellen: “… wat doet ertoe, voor deze meneer of mevrouw? Wat geeft zin aan zijn of haar bestaan?” Alleen op deze manier kan ook de eigen kracht van burgers worden aangesproken en hoeft er minder beroep te worden gedaan op Wmo-voorzieningen. Het gaat erom de vraag achter de vraag te ontdekken, zodat duurzame oplossingen gevonden kunnen worden. Daarvoor moet soms meer verteld worden over het persoonlijk leven, omdat het te maken heeft “(…) met de zeer bijzondere mix van persoonlijke aanleg en opvoeding, waarden en normen waarvoor iemand leeft. (…) Wil het Gesprek ‘passende oplossingen’ bieden, dan zal de gespreksvoerder oog hebben voor dit zingevingsaspect.”
Het is volgens de opstellers van de brochure van belang om het Gesprek op dit diepe niveau te voeren. Wat de VNG hier presenteert, bevat eigenlijk een profielschets van theologen/pastores en geestelijk verzorgers. De overheid wil een direct en alomvattend inzicht krijgen in de wijze waarop de burger zin aan het leven geeft – met een beroep op zijn eigenbelang èn om kosten in welzijn en zorg te besparen.
Mag de overheid dat weten? En staat dat in proportie tot het doel? Het is immers erg merkwaardig, in de context van een liberale rechtsstaat én in de Nederlandse traditie van de verhouding van religies en samenleving, dat de overheid zich direct en zo bepalend een weg baant naar het meest intieme en tegelijk kwetsbare dat een mens heeft: zijn visie op Het Goede Leven. Dat was altijd de sfeer van het individu zelf en van de religieuze genootschappen waartoe het zich bekende – en, mogen we erbij zeggen, van de confessionele maatschappelijke organisaties. Anders gezegd: een Gesprek blijft ondanks alle goede bedoelingen toch een ambtelijke bestandsopname van een bepaalde situatie en hulpvraag, en dat is iets anders dan een gesprek over levensbeschouwing en zingeving in een biografische context. Iedere pastor weet dat de beelden van Het Goede Leven veelkleurig zijn, ook bij een individu zelf, en dat dat niet bij een eerste gesprek al verhelderd kan worden. Verder kan de vraag gesteld worden wat er met de verslagen gebeurt en waar ze bewaard worden. Komen ze op het gemeentehuis? Blijven ze in de archieven van een toevallige welzijnsorganisatie? Worden ze betrokken bij andere of nieuwe aanvragen in het kader van de Wmo? (Antwoord op die laatste vraag: is mogelijk, want aanbevolen wordt bij bekende klanten geen nieuw Gesprek te voeren.) Er zal vast wel een privacydeskundige uit juridisch oogpunt naar kijken, maar dit is anders dan de ambtelijke geheimhouding die geestelijken hebben. Een ambtenaar is geen zielzorger.
Foto: Annemarie Gerritsma (Kenniscentrum WMO en Wonen Noord-Holland) door Robert Lagendijk (CC BY-NC 2.0)