- Janneke Stegeman
Ik wilde een jongetje zijn, zo rond mijn zevende: Ik weet wel waarom: het paste veel beter bij wat ik van het leven hoopte. Ik wilde Indiaantje spelen, vader zijn bij vadertje en moedertje, ik wilde spelen in de bouwhoek en niet in de poppenhoek (maar dat durfde ik niet) en later wilde ik cabaretier worden. Dat leek me een levenspad voor jongetjes. Althans, in het dorpje Woudenberg waar ik opgroeide, en binnen de beperkte vrijheden die ik mezelf als verlegen beschroomd meisje toestond.
Zo leerde ik schipperen tussen wie ik dacht te moeten zijn, en wie ik wilde zijn. In mijn tienerjaren meisje/vrouw zijn was maar een bescheiden onderdeel van de hindernisbaan ‘mens worden’. Nijpender was de vraag hoe ik er in godesnaam in zou slagen hetgeen binnen in mij omging op betekenisvolle wijze naar buiten te brengen. Ik wilde heus wel bij de mooie, populaire meisjes horen, maar dat leek me een volkomen verloren zaak. Zij waren zo volkomen natuurlijk, elegant en zacht meisjesachtig. Ik was de overbewuste, dikkige, verlegen voetbalster die haar eigen groef in het leven nog lang niet gevonden had.
Jaren geleden stond ik met een mooi meisje bij een stoplicht. Een man liep ons tegemoet en nam haar met onmiskenbare waardering en plezier op. Ik zou op dat moment tot groteske en aanmatigende concessies bereid geweest zijn om ook zo te worden bekeken. Zo was het met mij gesteld. Ook al zou ik dat nooit toegeven want ik vond het natuurlijk veel belangrijker om goed, slim en verstandig te zijn. (Wat ben je liever, vroegen mijn beste vriendin en ik elkaar op de fiets van en naar de middelbare school, slim of mooi? Slim, zeiden we dan eensgezind.)
Maar nu dit. Een tijd geleden hield een kennis die me jaren niet had gezien me staande ter hoogte van de Dirk. ‘Je bent nu mooi!’ stamelde hij verheugd. Hij was lang niet de enige die iets dergelijks opviel. Ik was kennelijk overgestoken van een non-descriptieve en in het oog der wereld ook niet zo relevante categorie naar een die zeer duidelijk onderscheiden kan worden door met name mannelijke waarnemers: de Mooie Vrouw. Ik voelde me een voormalig lelijk eendje dat wel erg lang heeft gedaan over haar zwaanwording. Ik was 29, daar bij het Mercatorplein.
Ik zal eerlijk zijn: het vulde me met grote vreugde, verbazing en sterke wrevel. Niet alleen had ik geen flauwe notie hoe me in deze rol te gedragen, ook maakte het me boos dat het dus echt zo belangrijk was: mooi zijn. En dat ik dat zelf ook vond. Het wringt niet alleen in de ‘male gaze’ - dat zo’n man, op een toon alsof hij een ontdekkingsreiziger is, al drie weken onderweg in onontgonnen binnenlanden, zegt, alsof ik zelf over spiegel noch onderscheidingsvermogen beschik: ‘Weet je wel dat jij heel mooi bent?’ Erger, die ‘gaze’ dreigt ook de mijne te worden, net als van zoveel vrouwen, bang als we zijn weer uit die categorie te tuimelen, als botox niet meer tegen zwaartekracht op kan. Het maakt Mooie Vrouw tot een benauwde categorie.
Begrijp me niet verkeerd, ik vind schoonheid nastrevens- en naspeurenswaardig. Jazeker, de afgelopen jaren heeft zich geleidelijk meer van mij aan de buitenwereld gemanifesteerd – ik werd meer mens. Die uiterlijke verandering is in feite bijverschijnsel van een innerlijke transformatie, of beter gezegd: van een soepeler van binnen naar buiten bewegen. Ik snap dat dat meer in het oog loopt. Maar waar het om begonnen was, is menswording. Niet alleen van God tijdens de donkere dagen, maar ook van mensen, het hele jaar daar. Dat vraagt om creativiteit, om durf, om balanceren – in mijn geval bijvoorbeeld om het Jongetje en de Vrouw gezusterlijk naast elkaar te laten bestaan. Mens kan oud, jong, batmanpak, pijl-en-boog, lippenstift met voetbalschoenen, oud en grijs met twinkelogen zijn. Passievol, gedurfd, authentiek mens zijn brengt schoonheid met zich mee, op veel leukere manieren dan keurslijvige geperfectioneerde beelden zoals Mooie Vrouw.
Terwijl ik dit schrijf, springt een 5-jarig jongetje in een Supermanpak met groot plezier van de zevende traptree in het restaurant. Hij valt volkomen samen met zichzelf. Zou ik niet gedurfd hebben – wel de tree, niet het pak. Evengoed, halleluja, ik leef. En voor 2014: een mooie menswording!
I'll turn before crashing the wall! door Nico Cavallotto (CC-BY-NC-ND 2.0).