- Tim van de Griend
Op 2 december voltrok zich op de website van dagblad De Telegraaf een interessante wending. Het dagblad berichtte de afgelopen weken over de gezonde meerderheidsopinie, dat Zwarte Piet toch vooral de negerkarikatuur moest blijven die hij was. Op 2 december was deze onder de dekmantel der berichtgeving gevoerde campagne opeens voorbij. Er was een videootje te zien van een groep dansende gekleurde Pieten in de Kalverstraat. Die “verrasten kinderen”, aldus de kop, dus dan zit het voor De Telegraaf wel snor. Alsof dat niet genoeg was, volgden twee berichtjes uit Canada en de Verenigde Staten, waaruit bleek dat daar woonachtige Nederlanders toch de nodige moeite hadden dit deel van hun nationale traditie aan de overzijde van de Grote Plas te verkopen. De Telegraaf zal in het komende jaar het volk begeleiden op weg naar een feest met gekleurde Pieten. Daar durf ik wel een goede fles Spaanse wijn om te verwedden.
Is het probleem van een racistische Sinterklaasviering daarmee opgelost? Neen, integendeel.
Vanaf het begin van de dit jaar gevoerde discussie luidde het voornaamste argument tegen het huidige toneel rond Sinterklaas, dat Zwarte Piet erin tot de karikatuur van een neger wordt gemaakt. In het toneel rond Sinterklaas spelen blanken negertje. Daarmee is het feest racistisch en buitensluitend.
Dat is waar, maar de volledige realiteit is nog veel pijnlijker: je kunt namelijk van mensen met een donkere huid op allerlei manieren een karikatuur maken en die spelen. Bij dit feest wordt echter maar één bepaalde karikaturale voorstelling gespeeld: niet die van de brotha uit de ghetto, niet die van de bootvluchteling of de hongerneger (quote GeenStijl), maar die van de negerpage. Het probleem van Zwarte Piet zit hem dus niet in zijn huidskleur en zit zelfs maar voor een deel in zijn – excusez-le-mot – uitvergrote “raskenmerken” (kroeshaar en dikke lippen). Het echte probleem zit in zijn kleding: het fluwelen pagepakje. Die uitdossing maakt Zwarte Piet tot de stereotiepe entertainmentneger van de zeventiende en achttiende eeuw.
In de Nederlandse Gouden Eeuw ontstond onder de gegoede burgerij de gewoonte om een negertje te houden, ongeveer zoals Paris Hilton dat ook met haar hondjes doet: als goed verzorgde levende objecten, waarmee je kunt showen dat je – bitchy als je bent – toch ook een zorgzame kant hebt – als het jou tenminste uitkomt. Die negertjes sleten hun leven in fluwelen pakjes, zo toont menig schilderij uit deze vervlogen eeuwen trots. De meest prangende verbeelding van dit gebruik komt van de meesterbeschrijver van pijnlijke voorvallen en onsympathieke figuren, Thomas Rosenboom. In Gewassen vlees is het hoofdpersonage Willem de bezitter van een negerpage met de naam Bongo, die hij als trofee aan een lijntje meevoert en laat trommelen. Bongo wordt door niemand in zijn omgeving als een volwaardig subject waargenomen. Hij sterft in eenzaamheid en in die zin is het lot van de negerpages nog harder geweest dan dat van diegenen die Europeanen in grote groepen naar de West hebben gesleept.
Het is niet te hopen, dat de publieke opinie overstag gaat voor het alternatief van De Telegraaf: Zwarte Pieten door gekleurde Pieten vervangen. Dat is namelijk het kind met het badwater weggooien. Nee, vanuit rituele optiek is het zelfs het kind weggooien, maar niet het badwater. Sinterklaas is van alles, maar het is minstens ook een liturgisch spel, waarin kinderen vertrouwd worden gemaakt met het gevoel van ontzag. Het leert omgaan met het mysterium tremendum et fascinosum dus, met het Heilige naar de definitie van Rudolf Otto.
Sinterklaas is met zijn baard en bisschopsgewaad de verbeelding van een gezagsfiguur. Sinterklaas boezemt ontzag in door de culturele toeschrijving van macht aan mensen met gewaden. Ook het Grote Boek als bron van geheime kennis verbeeldt macht als cultureel fenomeen. Sinterklaas verbeeldt de culturele onberekenbaarheid, dat wil zeggen: de ten laatste discretionaire bevoegdheid van de menselijke machten die over ons gesteld zijn. Zwarte Piet daarentegen boezemt ontzag in door zijn natuurlijke onberekenbaarheid. Zo is hij tenminste honderden jaren gespeeld: hij gooit met strooigoed, gaat wild te keer en heeft een vervaarlijk primitieve takkenbos bij zich. En ja daartoe, als verbeelding van de natuurlijke onberekenbaarheid, is hij ook donker.
Ook in Congo is de duivel zwart, zei een Congolese collega van de week tegen mij. Dat heeft weinig met een menselijk raskenmerk te doen. Nee, zwart is ook in Afrika het duister. Het is een oerfenomeen: in het duister vind je de weg niet en moet je dus extra op je hoede zijn. In andere Sinterklaastradities op het Europese continent is de knecht van Sinterklaas dus meestal ook zwart of zwart gekleed, of hij nu Ruprecht, Belsnickel, Krampus of Housecker heet. Alleen de Zwarte Piet van de Lage Landen is van een vervaarlijke zwarte figuur tot een negerpage verworden – daar zit het probleem.
Ik pleit dus voor een ontklede traditie, maar dan wel in de letterlijke zin van dat woord en niet in de figuurlijke zin die De Telegraaf lijkt voor te staan. Ik pleit tegen de negerpiet of de negerpagepiet, en ook tegen een gekleurde pagepiet. Ik pleit voor een zwarte Piet. Alleen die kan zijn rituele werk doen.
Foto: Gruppenbild mit Nikolo door Georg Weis (CC BY-NC-SA 2.0).