- Bart Niek van de Zedde
‘Heee!’, zo klinkt er hartelijk als ik de afdeling op loop. Een grote man kijkt mij verwachtingsvol aan. Zijn lichaamstaal en de heldere lichtjes in zijn ogen verraden dat hij het oprecht meent. Zijn hartelijkheid is niet geveinsd. Zo ontvangt hij iedereen, open en hartelijk. Als ik hem zou vragen wie ik ben, kan hij het niet zeggen. Zijn vermogen tot het formuleren van een adequaat antwoord op om-het-even-welke vraag is verdwenen. De ‘demon van de dementie’ bepaalt het leven van deze vriendelijke, dappere oude man. Ouderdom en dementie – dat is ondanks zijn vriendelijkheid, voor velen niet-aantrekkelijk in het kwadraat.
‘Geef mij maar een spuitje als het zover is. Dit is toch geen leven.’ Zo vertelt een zoon mij in het bijzijn van zijn beginnend dementerende moeder. De vrouw zit snikkend met schokkende schouders naast mij aan tafel. Deze zoon verwoordt een naar het lijkt, gangbare en algemeen gedeelde opvatting. De ‘demon van de dementie’ boezemt de ‘gewone’, autonome, mondige, wilsbekwame mens ontzag in. Dementie is de actuele (en potentieel-toekomstige) verstoorder van de babyboomer-droom: het recht op het grote genieten in de tweede of derde bloei van het leven.
In documentaires en het publieke debat gaat het dan ook veelal uitsluitend over het recht om te sterven zodra de demon van de dementie zijn intrede doet. Dat dementie ook een nieuw begin kan zijn; dat mensen in staat blijken om op bewonderenswaardige en verrassende wijze invulling te geven aan hun nieuwe, zich voortdurend vernieuwende leven; dat ze veel verliezen van wat het betekent om mens te zijn, maar niet alles; dat de dementie niet het einde van het leven hoeft te zijn van alle geluk en genieten wordt tot op heden niet op waarde geschat. Het heldendom van de pioniers die het leven leven met de ‘demon van de dementie’ aan hun zijde wordt niet gezien.
‘De angst voor de angst is het ergste. Het komt soms als een stortvloed over je’ - zo hielp een grijze, magere oude man mij eens een eindje op weg in zijn binnenwereld, toen zijn tranenvloed even stopte. Deze man liep dag-in-dag-uit, in stilte, en meestal met de tranen in zijn ogen, zijn rondjes over de afdeling. Als was hij een monnik die al contemplerend, in de omgang van het klooster, actief op zoek is naar zichzelf en zijn diepste wezen. Zo bewoog deze man zich dagdagelijks om het lege midden van zijn bestaan; het lege midden, de binnentuin, die net als in menig klooster, blijk kan geven van een rijk verzorgde bloemenpracht. Zo gaan op dit moment vele dementerenden – levenskunstenaars van het nu – ons voor: spirituele pioniers van het zich telkens vernieuwende eerste uur (‘Alles wordt nieuw’). Het is de voorhoede van een grijze golf: in 2050 is hun mondiale aantal gelijk aan het huidige inwonersaantal van Frankrijk en Duitsland samen! En wat schetst dan de verbazing: we weten nog zo weinig van de binnenwereld van deze pioniers en ontdekkingsreizigers. Het zijn verspieders van een nog grotendeels onbekend land.
Dementie is – ook in theologenland – niet sexy. Dementie heeft een overduidelijk imago-probleem. Het ontbreekt bovendien aan een instrumentarium om de binnentuin van de dementie te ontginnen. Daar ligt een academisch-epistemologische uitdaging: het ontwarren van de non-verbale en verbale strengen van het ‘dementees’, de taal van de dementie. De pioniers van het grote vergeten drukken zich op het eerste gezicht namelijk ietwat bloemrijk en vreemd uit. Veelal met neologismen en soms zelfs met een bevreemdend vocabulaire van klankenstrengen. Het dementees, de taal van de dementie, verdient echter nadere studie. Dit is de moeite meer dan waard. Mensen met dementie hebben in deze tijd van mindfullness en ‘leven in het nu’ veel te bieden. Zij doen en kunnen niet anders dan nu-leven. Het zijn noodgedwongen, spirituele topatleten van wie het uiterste wordt gevraagd. Ze onthechten zich van hun omgeving en zelfs van zichzelf. De theologische themata van onthechting en ontlediging vormen een constante en aanhoudende uitdaging in hun dagelijkse levenspraktijk.
Ik hoor u denken: ‘bevrijdingstheologie is zooo jaren zeventig.’ Toch ligt er een ‘heilige’ opdracht om de binnenwereld van deze moderne stemlozen recht te doen, hun leven tot klinken te brengen en op waarde te schatten. Goed dement worden is een kunst die het waard is om gezien te worden. Daar heb je wat aan.
Foto: Schilderij uit de serie ‘Gezichten van dementie’ door Herman van Hoogdalem. Zie voor meer informatie over de tentoonstelling en het bijbehorende boek www.hermanvanhoogdalem.nl.