- Jan de Vlieger en Theo van Willigenburg
In zijn De moderne tijd en de Holocaust (Modernity and the Holocaust) vraagt de socioloog Zygmunt Bauman zich af hoe het komt dat mensen zo weinig leren van de Holocaust. Dat komt, zegt hij, omdat de Holocaust wordt gezien als een ‘incident’, een abnormaliteit, iets dat niet bij ons past. We beschouwen de Holocaust als een gruwelijke gekte die “nooit meer” zal voorkomen. De Holocaust is daarmee als een unicum op een zijspoor geplaatst. Het is uitgeschakeld als een gebeurtenis waardoor we over onszelf zouden kunnen leren.
De fouten die hebben geleid tot de dood van de Russische asielzoeker Dolmatov zijn, volgens de Inspectie, een gevolg van brede onverschilligheid onder ambtenaren, die weer is ingegeven door de harde, strenge houding van het Ministerie van Veiligheid, dat tegemoet wil komen aan de onder burgers levende angst voor een ‘tsunami’ aan vluchtelingen.
Staatssecretaris Teeven houdt het echter op “incidentele” fouten in de uitvoering van “een rechtvaardig beleid” en belooft verbetering van het bureaucratische systeem. Maar daarin vergeet hij dat ontmenselijking juist begint bij bureaucratisering. Bureaucratie maakt mensen tot een record in een database, waardoor hun lot afhankelijk is van een ‘vinkje’.
Wat de Holocaust onderscheidt van andere genocides is de bureaucratie waarmee deze operatie gepaard ging. Maar juist daarin is de Holocaust tegenwoordig niet uniek meer. Ontmenselijking door bureaucratisering, onverschilligheid tegenover het lot van individuen, afzondering van wat vreemd is in kamp of detentiecentrum, vernietiging of eenvoudigweg ontkenning van het bestaan van ‘papierlozen’: het komt steeds vaker terug.
Natuurlijk, we hebben een systeem nodig om asielaanvragen te beoordelen en om mensen van elders te kunnen weigeren als medeburger in dit land, indien we daar goede gronden voor hebben. Maar juist zo’n wij-zij-systeem (wie sluiten we uit en wie sluiten we in?) is hypergevoelig voor de cultuur die van bovenaf wordt uitgestraald. Zo’n systeem moet het hebben van de menselijke maat, de wil om betrokkenheid te laten gaan boven protocol. Zo’n systeem vraagt niet om perfecte computerprogramma’s, maar om mededogen.
Fred Teeven betoonde in de Tweede Kamer tien minuten lang een hartroerend mededogen. Hij zou verordonneren dat in de asielbeoordelingen “humaniteit weer centraal moest staan”. Maar zijn eigen rol als ‘hardliner’ werd niet ter discussie gesteld. Zijn ‘emotionele’ uitlatingen over ‘humaniteit’ klonken daarom eerder als kalmerende muziek bij de ingang van de gaskamers dan als werkelijke bevrijding. De roep om mededogen is namelijk krachteloos als de mensen die in een systeem werken of daaraan leiding geven doof blijven voor alles wat de logica van dat systeem tegenspreekt en ontregelt. Onderzoek toont aan dat vreemdelingenwetgeving nauwelijks bijdraagt aan een ‘oplossing’ van het asielvraagstuk – het is zelfs contraproductief. Zulke wetgeving is primair gebaseerd op electorale overwegingen. Wie dan doet alsof de beslissingen van de IND een rechtvaardig toelatingsbeleid dienen in plaats van de kiezersgunst, introduceert een schijnheiligheid die het systeem spoedig totalitaire trekken geeft. Want het verhaal moet wel blijven ‘kloppen’. Dus zal de IND volhouden dat het lot van asielzoekers zorgvuldig wordt gewogen, hoewel de computer achter elke naam alvast automatisch ‘verwijderbaar’ invult.
Mededogen vraagt niet om slimmere computers. Mededogen vraagt om een attitude die het systeem voortdurend hinderlijk onderbreekt en bevraagt. De les die Zygmunt Bauman ons leert is dat elke georganiseerde aanpak, elk ‘management’ van een maatschappelijke probleem, een flinke dosis georganiseerd wantrouwen nodig heeft. Maar dat is een les die overtuigde hardliners nooit zullen begrijpen. Zij volstaan met een berekend ‘sorry’ en een krans op het graf van het vermorzelde individu.
Foto: Holocaust Memorial 1 via JMC Photos (CC BY-NC-ND 2.0)
Noot bij dit artikel:
Campagne Amnesty Nederland, zie: www.ikschaammediep.nl