- Klaas Vos
Hij heeft het zelf niet gezegd, maar het wordt wel aan Rinus Michels toegeschreven: "Voetbal is oorlog". In het huis van de helaas te jong overleden balkunstenaar Gerrie Mühren hing een bordje: "Voetbal is plezier". Beide uitspraken zijn waar, denk ik. Maar zou je ook niet kunnen zeggen dat voetbal religie is? Misschien is voetbal zowel oorlog als plezier omdat het religie is.
Nu is religie nogal een wijd begrip. Ik ben geen godsdienstwetenschapper; ik heb een beetje verstand van de christelijke godsdienst. Laat ik proberen voetbal daarmee te vergelijken. De vraag is: wie is dan G/god? Misschien is dat het voetbal zelf wel en in geconcentreerde vorm de bal. God is dan rond, een mooie vorm voor de Hoge, zo niet Allerhoogste. Hij laat dan wel met zich doen, met zich spelen. God is letterlijk een speelbal. Ik krijg de indruk dat Hij dat ook in menig theologisch debat is. En Hij laat het toe; misschien heeft Hij er wel plezier in! De ware voetbaldeskundigen zeggen altijd dat je de bal het werk moet laten doen. Geldt dat ook niet van de God die de kerk zegt te dienen?
Maar voor de supporters (fans) manifesteert God Voetbal zich vooral in clubs en in nationale teams. De interpretaties van die Ene zijn menigerlei: is er een rode draad in te ontdekken? Welnu, voor elk team gelden geloof, hoop en liefde. Het absolute geloof in je club of team. De vuurvaste hoop op succes en de onvoorwaardelijke liefde in goede en kwade dagen, door dik en dun. Kerkmensen kunnen nog wel wat leren van supporters. Die willen nog weleens aan twijfel onderhevig zijn, de hoop verloren hebben en de liefde schraal en spaarzamelijk tonen. Maar ach, net als onder kerkgelovigen en gelovigen van andere religies heb je onder supporters preciezen en rekkelijken en alles wat er tussen zit. De fanatieke aanhang verschilt in hardnekkigheid niet veel van het geloof op de Bible Belt.
Zijn de regels van het spel te vergelijken met de regels van de liturgie? Niet voor niets worden voetbalstadions ook wel tempels genoemd. Voor de wedstrijd begint is er, net als in de kerk, onderling geklets tot een lied wordt ingezet. Community singing is een vast onderdeel van de viering. You’ll never walk alone is als een psalm en Geen woorden maar daden een variant van God roept ons broeders tot de daad. Het clublied fungeert als inkomstlied, in elk geval bij Ajax, Heerenveen en Sparta. Die de viering vorm geven komen op. Sommigen slaan een kruis. Veel voetballers zijn gelovig en bijgelovig. De viering duurt anderhalf uur, in veel kerken toch een aardig gemiddelde duur. In het stadion gaat het om nederlaag of overwinning, een strijd op leven en dood. De uitslag staat niet vast. Het plezier zit ‘m nu juist in deze strijd.
Een groot verschil is dat in de kerkelijke viering niet het recht van de sterkste geldt; hier wordt zelfs beleden dat wie aan het kortste eind trekt meer dan overwinnaar is. Oftewel: juist de reservebank krijgt de kampioensschaal. In het voetbal wint overigens ook niet altijd het team dat het sterkste wordt geacht. Soms is het the dark horse die wint of de underdog: zie Denemarken op het EK van 1992 en Griekenland op dat van 2004.
Maar het grootste verschil is natuurlijk dat we in de voetbalvieringen kunnen zien en vaststellen waarin we geloven, wat we hopen en wie we liefhebben. In de kerkelijke vieringen is dat lastiger, en gaat het om een overwinning waar het puur bij geloof, hoop en liefde alleen blijft. Nog een groot verschil: ‘in the end’ en in principe zijn er in een kerk, in tegenstelling tot het stadion, geen verliezers, maar deelt heel de wereld in de finale eindoverwinning. Dat is de werkelijke uitkomst van geloof, hoop en liefde!
Foto: Silent Prayers door Moazzam Brohi (CC BY 2.0)