- Henri Geerts
Hoger opgeleid en reizen waar geen wi-fi meer is. Ondanks de economische crisis zitten de vliegtuigen naar Azië en Zuid-Amerika vol studenten of pas afgestudeerden die de overdaad van Europa voor maanden vaarwel zeggen. Wat trekt ze daar, wat drijft ze van hier?
In ieder geval getuigt hun trektocht van statusbewustzijn zoals de hogere klassen in de negentiende eeuw reisden naar Italië. Ik zou de stelling wel aandurven dat backpackers op zoek gaan naar een vergelijkbare status als die van de hogere standen in het verleden: niet provinciaal en benepen, maar welvarend – in het verleden konden vooral de rijken zich reizen veroorloven zonder de motieven van handel of immigratie – cool en zelfbewust. Een reis naar een exotisch en vooral arm oord vormt de hedendaagse vertaling van de nieuwe auto in de jaren zestig: een bewijs dat je ertoe doet – een zichtbaar bewijs, goed gedocumenteerd in selfies op Facebook. Backpackers kunnen het zich permitteren om meer of minder slordig gekleed rond te lopen in landen waar het gemiddelde inkomen veel lager is dan een studiebeurs hier. De jonge reiziger behoort zonder veel moeite tot de kaste van de rijken in het land waar hij of zij rondtrekt. Zonder verdiensten rijk zijn – ooit was dit het voorrecht van de adel. Maar de backpackende generatie mist daarbij wel de nonchalance tegenover de armoede en de weerzin die zo kenmerkend was voor de adel in de voorbije eeuwen bij ons. Het schuldgevoel van de middenklasse moet worden bestreden. Hier wordt in voorzien door allerhande bureautjes die tegen betaling bereid zijn scholen te zoeken waar de reizigers enkele weken Engelse les geven. Stel je het omgekeerde voor: dat een reiziger uit Indonesië, Thailand of Colombia hier op een maandagmorgen bij een basisschool naar binnenstapt en Engelse les gaat geven. Dáár kan het. Omdat het een rijke blanke betreft?
Naast status – wat bij voorkeur niet gethematiseerd wordt – is er een motief dat onder backpackers wél veel verbale aandacht krijgt. Het zoeken van het ‘zelf’. Niet onwaarschijnlijk is het dat dit ‘zelf’ in het moderne hoger onderwijs wat is kwijtgeraakt. Immers, ons onderwijs moet vooral voldoen aan de eisen van competentiebevordering waarbij de Bildung al lang geen rol meer speelt. Maar waarom dit ‘zelf’ in Zuid-Amerika zoeken als het hier gevonden kan worden in musea, in toneelvoorstellingen, in de reflectie op literatuur, tijdens de studie van muziek, bij het verleggen van de eigen grenzen tijdens sportbeoefening of bij het doen van vrijwilligerswerk in instellingen voor gezondheidszorg? Reken eens uit hoeveel tijd in nuttige uren een reis van een aantal maanden naar Vietnam voor het zelf zou kunnen betekenen. Bovendien, wie hoger opgeleid wordt en zijn of haar twijfel omtrent levensvragen vorm wil geven kan zich nog jaren verdiepen in zelfhulp- of managementboeken, waarin men wel raad weet met die twijfel. Toen het geloof in het zelf minder populair was in vergelijking met het geloof in God, was het mogelijk om gelovig te reizen in de vorm van een pelgrimstocht. De status die ermee verworven werd was transcendent van aard – men reisde voor God en om het geloof te verdiepen. En natuurlijk voor het avontuur want dat speelt altijd mee. Maar vooral werd het eindige, sterfelijke leven deel van een groter, een religieus en dus wereld- en tijdomspannend verhaal. Reizen voor de zelfontplooiing blijkt in de praktijk daarentegen vooral een ‘coole’ vorm van toerisme en dus van ontspanning en vermaak, en een tijdelijke ontsnapping uit een te beklemmend leven.
Met het avontuur blijkt het in de praktijk overigens ook wel mee te vallen. Backpackers hangen samen rond dezelfde terrasjes en bij dezelfde lodgings, ze boeken dezelfde hotels en spreken meer met elkaar dan met de mensen in het land waar ze verblijven. Wie zijn oor te luisteren legt bij backpackers verneemt bovendien dat reizen ‘hard werken’ is. Het reizen verleent de reiziger op die manier een aura van heldhaftigheid – en weerspiegelt mogelijk nog immer het protestantse arbeidsethos van de middenklasse. Niet zelden komt een reiziger met een burn-out terug. In die zin bereidt het reizen de backpacker dan ook voortreffelijk voor op de arbeidsmarkt die hem of haar wacht na de studie.
Backpacken toont de idealen van de middenklasse: de statusbewustheid, het individualisme, het belang van werk en de onmetelijke zucht naar erkenning. Om al deze redenen vormt het backpacken geen tegenpool of zelfs een zuivere vorm van toerisme, maar laten backpackers vooral zien wat toerisme in de kern is: een statusactiviteit waarin het vreemde meer geschuwd wordt dan opgezocht en waarin vergetelheid gezocht wordt in een beklemd leven dat vooral op zichzelf gericht is. De vergelijking met een pelgrimstocht gaat dan ook volkomen mank.
Foto: Backpackend door Zuid-Tanzania door Maarten Boersema.