- Erik Borgman
Misschien is nu de tijd rijp. Paus Benedictus XVI heeft zeer verrassend zijn aftreden aangekondigd. Binnenkort zal hij niet meer als paus standpunten verkondigen, maar hebben wij alleen nog de teksten van zijn uitspraken. Dat biedt een mooie kans om werkelijk na te denken en te spreken over een aantal kwesties die hij aan de orde heeft gesteld. Misschien moeten we maar beginnen met het thema dat voor Nederlanders misschien wel het moeilijkste ligt: het ‘homohuwelijk’. Ik schreef hierover, in een terugblik op zijn binnenkort afgesloten pontificaat:
“Wie benadrukt dat menselijke seksualiteit eerder een gave is dan een construct – om het bij dit ene voorbeeld te houden – stelt een belangrijk punt aan de orde. Tegelijkertijd is de suggestie dat hiermee alles gezegd is wat gelovig en theologisch te zeggen valt over homoseksualiteit en het homohuwelijk … voor velen terecht een affront.”
Toen ik het teruglas, realiseerde ik mij dat het een oproep is het gesprek niet langer uit de weg te gaan. Ik doe daarom een poging dit gesprek te beginnen. Of liever, ik probeer in deze tekst voor dit gesprek een gemeenschappelijke grond te vinden.
Laten we om te beginnen ermee ophouden ons gelijk uit te toeteren. Zowel degenen die in het homohuwelijk een toetssteen zien van waarachtige beschaving als degenen die de invoering ervan beschouwen als het einde van elke beschaving, leveren een bijdrage aan een gesprek dat noodzakelijk is, maar dat maar niet van de grond komt. Een aanwijzing hiervoor is volgens mij het feit dat beide posities maar niet ophouden met proberen elkaar van hun gelijk te overtuigen. Want waarom zou je die verstokte, conservatieve en niet voor rede vatbare gelovigen niet aan hun eigen pseudo-logica overlaten? Of waarom zou je niet zoveel mogelijk afstand houden van degenen die zich buiten de waarachtige cultuur plaatsen door een van de fundamentele grondslagen ervan te ontkennen: het huwelijk als een verbintenis tussen man en vrouw dat gericht is op het verwekken van nageslacht?
Hier lijkt een besef aan de orde dat tegelijkertijd elementairder en diepzinniger is dan de angst dat de tegenstander onwetenden zal weten te verleiden: de intuïtie dat een standpunt dat door een substantiële groep mensen wordt tegengesproken, klaarblijkelijk niet de waarheid is waarop we hopen. De woede die de kop opsteekt als anderen zich niet laten overtuigen door argumenten die voor ons het toppunt van redelijkheid zijn, laat niet zien dat wij van nature gericht zijn op het doorzetten van onze macht – hoe vaak dit ook wordt gesuggereerd. Het toont veeleer aan dat waar anderen een logica hanteren die ik niet kan plaatsen, ik fundamenteel onzeker word. Want stel dat er een kern van waarheid zit in wat voor mij ondoorgrondelijk is – en hoe zou ik zeker kunnen zijn dat dit niet het geval is, wanneer ik het werkelijk niet kan doorgronden? Elk debat dat op het gewelddadige af heftig is, zoals het debat rondom het homohuwelijk, laat zien dat geen positie zeker van zichzelf is zolang ook de tegengestelde positie wordt verkondigd.
Meestal leidt deze onzekerheid ertoe dat uit alle macht geprobeerd wordt de andere partij het zwijgen op te leggen. En als dat niet lukt, is er de poging de andere partij weg te zetten als niet werkelijk serieus te nemen. Wie wordt tegengesproken door iemand die onzin uitkraamt, wordt niet echt tegengesproken en hoeft zich dus niet langer zorgen te maken. Als tegenstanders van het homohuwelijk inderdaad de elementaire rechten van anderen niet erkennen, dan zijn het barbaren naar wie je niet hoeft te luisteren. Als voorstanders van het homohuwelijk inderdaad niet bereid of in staat zijn de grondslagen van de menselijke beschaving te erkennen en slechts hun willekeurige en zelfzuchtige impulsen volgen, dan zijn het barbaren die je niet serieus hoeft te nemen of zelfs mag nemen.
Maar als we nu eens ophielden ons bang te laten maken door de verwijten die ongetwijfeld van alle kanten zullen opklinken, om te beginnen in onze eigen ziel, als zouden we verraad plegen aan de goede zaak. Ik beschouw dit als een gepast eerbetoon aan degene die verweten werd met tollenaars en zondaars te eten. Zijn antwoord op dit verwijt was: ‘Gezonde mensen hebben geen dokter nodig, maar zieke wel’ (Matteüs 9:11-12 par.). Laten we ons realiseren dat we ziek zijn.
Een dialoog die iedereen gelijk geeft, verklaart iedereen gezond. Dat is prettig en lijkt veilig. Een veel vruchtbaardere dialoog gaat ervan uit dat ieder afwijkend standpunt de vinger legt op de wond in mijn waarheid. Zo’n dialoog veronderstelt de bereidheid om te lijden aan de ziekte waarvan onze verdeeldheid, en de heftigheid van onze reacties op visies die van de onze verschillen, de meest duidelijke symptomen zijn. Toegeven dat je ziek bent, is de weg inslaan naar genezing. Misschien maakt het de weg vrij voor een volgende stap: dat we ons ongemakkelijk gaan voelen met het door onszelf ingenomen standpunt.
Wordt vervolgd...
Foto: Swiss Guards by Roel Driever (CC BY-NC 2.0)