Zondigen in de wetenschap

  • Stefan Gärtner

De Amerikaanse onderzoeker James M. Vicary beweerde in 1957 dat hij in een film korte reclameboodschappen had verstopt: ‘Eat popcorn’, ‘Drink Coca-Cola’. Dit zou het onbewuste van de bioscoopbezoekers raken, die daarna massaal de cola- en popcornautomaten bestormden. Zo schreef Vicary. Later moest hij toegeven dat zijn experiment verzonnen was. Iets dergelijks gebeurde onlangs ook in de academische wereld in Nederland: de affaire Diederik Stapel. En op het internet is het tegenwoordig populair om de dissertaties van vooraanstaande politici te onderzoeken op plagiaat. Het is verbijsterend om te zien hoe succesvol deze pogingen zijn: de Roemeense premier en de Duitse minister van Onderwijs weigeren op dit moment nog af te treden, maar al eerder hebben de president van Hongarije en de Duitse minister van Defensie het veld moeten ruimen vanwege plagiaataffaires.

In de commotie over deze gevallen van wetenschappelijke fraude wordt vooral gesproken over het individuele falen van de betrokkenen. Ze worden als zondebokken bestempeld. Men kan echter ook de vraag stellen naar wat heeft bijgedragen aan hun frauduleuze handelingen. De theologie houdt het individuele falen altijd tegen het licht van wat ze de structurele of sociale schuld noemt. Het gaat hier met andere woorden om de zonde – een thema dat in onze dagen zelfs door de kerk in de mottenballen is gelegd.

Mensen handelen nooit in een tabula-rasa-situatie. Het Boze bestaat en manifesteert zich overal. Wat betreft de genoemde affaires kan het Boze worden gezocht in wat men de economisering van de leefwereld noemt. Ideeën die passen bij een economisch denken, krijgen in toenemende mate betekenis op andere terreinen. Aandacht voor deze aspecten alleen is nog geen economisering. De competitie met andere wetenschappers kan een verbetering van het eigen onderzoek stimuleren. Men spreekt pas van economisering wanneer deze logica alles gaat domineren. Ze heeft dan een disfunctioneel effect, bijvoorbeeld fraude.

Het is zonde wanneer wetenschappelijke onderzoekers zich gedragen als ondernemers. Ze gaan de strijd aan met andere onderzoekers en zien deze enkel als concurrenten, en niet meer als collega’s. Het succesvol verwerven van middelen uit de tweede en derde geldstroom wordt een keurmerk. Het gaat om reputatie, dus werkt men voor de etalage. Window dressing wordt belangrijker dan inhoud en kwantiteit komt in de plaats van kwaliteit.

Door deze economisering ontstaan averechtse effecten. Volgens de theorie van motivation crowding neemt de intrinsieke motivatie voor goede wetenschap af zodra men daar geld tegenoverstelt. Het engagement kan met andere woorden verzwakken als onderzoek een monetair meetbare prestatie wordt. Ook de uitwisseling van nieuwe ideeën over en weer en de gezamenlijke zoektocht naar inzicht worden belemmerd. Onderzoekers komen niet meer toe aan de vraag of het economische denken de vrijheid van de wetenschap in het geding brengt, want geld wordt een doorslaggevend argument. Het is in de geëconomiseerde samenleving hèt kenmerk van waardering. Daar doe je veel voor. Soms zelfs frauderen.

Dit alles valt weliswaar niet alleen theologen op. Maar zij houden vol dat de zondebok ook iets zegt over degenen die hem de woestijn injagen. Met andere woorden: fraudeaffaires zeggen iets over de wetenschap als geheel, al laat dat de individuele verantwoordelijkheid onverlet.

Foto: Maarten Boersema

Tags: