Zelfontplooiing, een onmogelijk ideaal?

  • Sicco Claus

Ook dit jaar verdiepen vwo-leerlingen met filosofie als eindexamenvak zich in het onderwerp ‘vrije wil’. De meest recente versie van deze discussie kwam op gang door de boeken van hersenwetenschappers als Dick Swaab en Victor Lamme. Beiden relativeren of ontkennen deze vrije wil op basis van hun onderzoek. Gelukkig staat de leerlingen een boek ter beschikking van de filosofen Tjeerd van de Laar en Sander Voerman dat helpt om filosofisch grip te krijgen op deze materie. En dat is geen overbodige luxe.

Hersenwetenschappers, zeker de hersenwetenschappers die zich in het publieke debat roeren, lijken zich namelijk zelden bewust van alle implicaties van hun opvattingen. Want waarom klinkt er in alle discussies met degenen die hun visie bestrijden zo vaak ingehouden verontwaardiging door over zoveel domheid? Consequent doorgeredeneerd zouden ze moeten begrijpen dat hun arme tegenstanders niets aan hun afwijkende visie kunnen doen. Een andere implicatie is die voor ons rechtssysteem. Hiernaar gaat vaak de meeste aandacht uit, misschien omdat dit zoveel praktische consequenties heeft. Want kun je mensen nog opsluiten als op het moment van het begaan van hun overtreding geen alternatieven voorhanden waren?

Van de Laar en Voerman wijzen echter nog op een ander, mijns inziens onderbelicht aspect van het opgeven van het geloof in wilsvrijheid. Het gaat dan om de consequentie die het opgeven van het geloof in de vrije wil heeft voor het door ons zo gekoesterde ideaal van ‘authenticiteit’. Want wie wil er nu niet zichzelf zijn of dat juist meer worden? Wie vindt het idee dat hij of zij gemodelleerd wordt naar het beeld van anderen of een systeem niet afstotelijk?

Het is de moeite waard deze implicatie eens goed tot ons door te laten dringen. Misschien dat een aantrekkelijk effect van het loslaten van het idee van wilsvrijheid zal zijn dat gevangenissen steeds meer worden omgevormd tot humane, aangename en effectieve heropvoedingsinstituten. Mensen zitten er immers buiten hun schuld. Maar hoe aantrekkelijk is de gedachte dat we het ideaal van authenticiteit zullen moeten opgeven?

Het ideaal van authenticiteit heeft enigszins de reuk van ontspoord individualisme om zich heen hangen. Dit wilde individualisme is volgens de filosoof Charles Taylor verantwoordelijk voor veel van de problemen die de moderniteit kenmerken. Maar wanneer we authenticiteit interpreteren als leven naar de waarden waarvoor we weloverwogen kiezen, dan is dit volgens hem een ideaal dat het verdedigen meer dan waard is.

Taylor maakt bovendien een onderscheid tussen waarden in het algemeen én wat hij noemt ons ‘hypergood’. Dit is de waarde die – soms maar half bewust – onderliggend is bij al ons handelen. We meten eraan af of we ons leven als gelukt beschouwen. Het is de waarde dus die ons, als we ermee in contact komen, doet beseffen dat dít het is waar het ons om gaat. In Taylors werk wordt slechts tussen de regels door duidelijk wat hij ziet als dit hoogste goed: God. De christelijke theologie is daarover vanouds een stuk minder impliciet. Bovendien is daar meestal het besef sterk aanwezig dat geloof in God alleen betekenis heeft als we hiervoor kunnen kiezen. God wil geen onderdanigheid, maar liefde. En liefde laat zich niet dwingen.

Maar wat nu als er helemaal niet zoiets bestaat als ‘het weloverwogen kiezen voor waarden’? Want ook dit ideaal veronderstelt opnieuw het hebben van handelingalternatieven. Het feit dat deze gedachte ons niet aantrekt zegt natuurlijk niets over de waarheid ervan. Maar voordat we het geloof in het bestaan van alternatieven voor ons handelen loslaten, is het goed de argumenten die voor zo’n radicale ingreep pleiten zorgvuldig te inspecteren. Er staat wellicht meer op het spel dan we al dachten.

Foto: Do you find my brain? door Alles-Schlumpf (CC BY-NC-SA 2.0).

Tags: