Paul Cliteur bijt in zijn eigen staart

  • Jan de Vlieger

In de jaren ’40-’45 hielden mijn grootvader en grootmoeder in hun bakkerij in Zeist een tiental onderduikers verborgen. Regelmatig kwamen er ook mensen via de achterdeur op grootvaders kantoortje waarbij de gordijnen dicht gingen – de kinderen die het zagen werden gemaand dat ze niets hadden gezien. Het waren ‘illegale gesprekken’. Bij mijn weten was mijn grootvader niet zelf betrokken bij de uitvoering van gewelddadige acties, maar volgens de bezettende overheid zou mijn grootvader zeker deel hebben uitgemaakt van een terroristische organisatie. En dat wist hij. Zijn verzet tegen de overheid was hem ingegeven door zijn geloof. Door de gevluchte koningin en haar ministers – de wettige overheid – wist hij zich in de steek gelaten, maar de godsdienst zette hem aan tot een ‘onburgerlijke gehoorzaamheid’. Op zijn kantoor had hij een bijbeltekst aan de muur geprikt: ‘Vergeet de herbergzaamheid niet, want hierdoor hebben sommigen onwetend engelen geherbergd.’ (Hebreeën 13:2). Zijn onderduikers waren mogelijk als engelen door God zelf gestuurd. Zijn jongste dochter vond dat zeker, zij huwde met één van hen: hij zou mijn vader worden. In diezelfde tijd schreef de latere Leidse theoloog Miskotte samen met van Randwijk het illegale pamflet Betere weerstand. Daarin riep hij op om tot verzet te komen tegen de overheid: ‘omdat God het wil’ – zo ongeveer. Juist daarvan zou het verzet beter worden.

Ik vind het een voorrecht in een traditie te staan (familiaal, godsdienstig) die nadenkt over gehoorzaamheid die verder reikt dan staatsgezag. En die verhalen heeft om het denken daarover te dynamiseren. Dat de bijbel zulke teksten bevat wekt geen verwondering want zowel het Nieuwe Testament als het Oude Testament zijn ontstaan in een verzetspositie tegenover het vigerende gezag. Voor het Nieuwe Testament was dat de Romeinse Keizer waartegen de messiaanse gemeenschap formuleerde: Jezus Christus is kurios (de eerbiedstitel die voor de keizer was gereserveerd). In het Oude Testament formuleerden de onderdrukte Judeeërs: JHWH is Elohiem (de godsnaam voor vele heersende oosterse goden).

De Leidse hoogleraar Cliteur heeft goed gezien dat Bijbelteksten een staatsondermijnend potentieel hebben. Daar heeft hij een boek over geschreven: Het monotheïstisch dilemma. Hij vindt daarom godsdienst niet te prijzen, maar juist gevaarlijk omdat het een gehoorzaamheid kan wekken die buiten staatsgezag gaat. Dat kan terrorisme opleveren tegen democratische staten. Daarbij denken de meesten aan een organisatie als Al Qaida, die zich laat inspireren (of legitimeren) door Islam. Maar volgens hem zit dat venijn ook in jodendom en christendom. Dat zijn ook monotheïsten, dus die zijn in potentie net zo brisant als een islamitische zelfmoordterrorist. Denk aan de joodse Yigal Amir die in 1995 de Israëlische premier Yizhak Rabin doodschoot of aan een moordende abortusactivist in Amerika.

Wat Cliteur echter voor het gemak vergeet is dat de meeste joden, christenen en islamieten heel anders met heilige teksten omgaan. Maar wat belangrijker is: elke traditie met een waarheidsclaim (ook de door Cliteur beleden Verlichting en het Liberalisme) bergt geweld in zich. Dat laatste is niets bijzonders. Je kunt je er maar beter van bewust zijn en in een traditie staan die erover nadenkt. Gelovigen hebben op allerlei manieren nagedacht over de vraag of de teksten uit de Bijbel aanleiding geven voor gewelddadig optreden (tegen de staat). Kunnen gelovigen er een legitimatie in vinden voor verzet tegen de staat en het verwerpen van democratische besluitvorming? Hoe ga je met oude teksten van de bijbel om, hoe lees je die?

Cliteur zelf kiest ervoor om heel vrij om te gaan met de teksten van de Verlichtingsfilosofen waar hij zich op beroept. David Hume bijvoorbeeld komt in zijn geschriften tot de conclusie: polytheïsme is achterhaald, monotheïsme is het beste geloof. Maar wat betoogt Cliteur? Als je nauwkeurig leest dan begrijp je dat Hume precies het tegenovergestelde bedoelt! Als je zijn andere teksten leest, zijn tijd begrijpt, dan moet je tegengesteld concluderen: juist monotheïsme is achterhaald en polytheïsme is het beste geloof. Dat is een knap staaltje van tekstuitleg. En ik ben geneigd Cliteur te volgen. Lees maar, er staat niet wat er staat. Te midden van de Hume-uitleggers kiest Cliteur deze tegendraadse uitlegtraditie.

Hoe mooi zou het geweest zijn als Cliteur deze houding ook zou hebben bij de uitleg van Bijbelteksten. Een moeilijke Engelse tekst uit de achttiende eeuw, in maatschappelijk riskante omstandigheden en in een andere culturele context, kan toen wel eens anders geklonken hebben dan twintigste-eeuwse lezers op het eerste gezicht denken. Hoeveel temeer geldt dit voor Bijbelteksten van tweeduizend jaar geleden, uit een oosterse cultuur, in drie andere oude talen  geschreven. Maar dan geeft Cliteur niet thuis. Het verhaal over de beproeving van Abraham die zijn enige zoon moest offeren is voor hem hét voorbeeld van een verderfelijke monotheïstische bevelstheorie van de moraal. Ik zou Cliteur willen uitnodigen om de methode van zijn Humelezing hier te volgen: er staat hier precies het tegenovergestelde van wat je in eerste instantie denkt. Abraham krijgt een bevel van God (Elohiem) om zijn zoon als offer te brengen – en hij krijgt een bevel van de engel van de HEER (JHWH) om het niet te doen. Het verhaal introduceert Israëls raadselachtige JHWH als een macht die zich niet alleen tegen mensenoffers verzet, maar ook tegen blinde gehoorzaamheid aan God. Abraham gaat verderop zelfs in discussie met JHWH over wat ‘rechtvaardig’ is – en hij krijgt gelijk. Het verhaal is zelfs een voorbeeld van godsdienstkritiek! Cliteur wil dat niet zien en daarmee lijkt hij op de fundamentalistische lezer die hij zegt te bestrijden: de klassieke slang die in zijn staart bijt.

Foto: Abraham’s offer door Laurent de La Hyre [Public domain], via Wikimedia Commons.

Tags: