De ondeugd van de traagheid

  • Ger Groot

Traagheid geldt binnen de christelijke traditie als een van de zeven hoofdzonden. Dat klinkt wonderlijk. Waarom zou traagheid een zonde zijn? Toch is het christendom daar heel serieus in. Verwerpelijk is de vadsigheid die Gods water maar over Gods akker laat lopen. De handen moeten uit de mouwen want het heil van de ziel verdraagt geen uitstel of berusting.

Voor religies zijn de Bijbelse godsdiensten opmerkelijk activistisch. Ze weigeren bij de pakken neer te zitten of te berusten. Werken zal de mens: dat staat al in het begin van Genesis. Werken aan een nieuwe hemel en om te beginnen aan een nieuwe aarde. Alles moet anders.

Godsdiensten worden over het algemeen gezien als behoudende instituties. Ze roepen op tot overgave en resignatie. Tegen de wil van de goden, het lot of de natuur baat geen verzet. We kunnen ons daar dus maar beter bij neerleggen. Ook in het christendom klinken dergelijke geluiden met enige regelmaat. Maar opvallender is de manier waarop het juist breekt met een dergelijk passief traditionalisme. Zó revolutionair was het zelfs, dat het tenslotte zijn eigen religieuze gewaad afwierp en alleen nog het activisme daarvan overhield.

De werkelijkheid moet worden veroverd, in bezit genomen en hervormd naar onze beste inzichten: dat is de grondovertuiging van de moderniteit geworden. Daarvoor wendt ze graag een militair metafoor als ‘voorhoede’ aan, maar het beeld is oudtestamentisch: de tocht door de woestijn en de verovering van het Beloofde Land. Alles wat dat doel in de weg staat moet terzijde worden geschoven, desnoods met harde hand.

Dat het revolutionaire modernisme wortelt in zijn eigen religieuze verleden zou je de paradox van de westerse cultuur kunnen noemen. Haar meest eigen traditie is diep anti-traditionalistisch. Aan die eigenheid klampt ze zich angstvallig vast, juist door al het bestaande steeds weer overboord te gooien.

Aan de andere kant kan ook de moderne tijd het niet stellen zonder tradities en de regelmaat van steeds-weer-hetzelfde. Mensen zijn nu eenmaal gewoontedieren die in hun bestaan graag zoveel mogelijk bekends en vanzelfsprekends tegenkomen. Een vorm van vaste orde en voorspelbaarheid ontslaat hen van de plicht voortdurend over alles te moeten nadenken.

In het klein automatiseren wij onze handelingen tot dagelijkse persoonlijk rituelen, in het groot organiseert de godsdienst de jaar- of zelfs de levenscyclus in een vertrouwde, gestaag terugkerende reeks rituelen waarin zijn ‘grote verhaal’ steeds weer opnieuw wordt geactualiseerd. De traditie van kerstmis maakt niet het vertellen van het geboorteverhaal van Christus overbodig, maar wel de uitleg waarom dat zo belangrijk is.

Ook dat is in een seculier geworden maatschappij niet anders. Het besef van wie wij zijn en in welk groot verhaal we zijn opgenomen mag in theoretische discussies en lessen maatschappijleer nog zo helder worden geëxpliciteerd, ‘Nederlander’ voelen we ons pas echt bij de intocht van Sinterklaas, de periodieke rituelen rond het oranje-elftal, de mystiek van de Elfstedentocht of de koortsachtigheid die het land steeds weer bevangt wanneer er ter wille van een goed doel massaal geld wordt ingezameld.

Elk van die tradities brengt haar eigen rechtvaardiging met zich mee. In de gestileerde handeling van de rite wordt over de tijd heen de brug geslagen naar een oorsprongs- of stichtingsmoment waarin het groepsbesef zich grondvest. In werkelijkheid zijn dat vaak mythische gebeurtenissen. Ze hebben nooit zo plaatsgevonden, of hadden (als ze wel plaatsvonden) nog niet het zegel van de traditie.

Die traditie ontstaat pas dankzij de herhaling van dat aanvankelijke moment. Door elk jaar Sinterklaas te verwelkomen gaat het besef ‘Nederlander te zijn’ een verbond aan met de tijd. Pas in de periodieke terugkeer van het oorspronkelijke voorval in het ritueel krijgt dit zijn betekenis of ontstaat het pas. Zelfs mythische gebeurtenissen kunnen zo werkelijkheid worden.

Zo houdt de samenleving een precair evenwicht in stand tussen haar eigen veranderingszucht en een repertoire aan tradities dat de continuïteit van de tijd en verbondenheid met het verleden accentueert. Onze hang naar het stichten van tradities is even onverwoestbaar als ons verlangen naar het nieuwe en de doorbreking van het oude. Tussen die twee driften in houdt de moderne cultuur zich in stand, als erfgename van de Bijbelse revolutietraditie nu eens doorbuigend naar de ene en dan weer naar de andere kant.

Het is die instabiliteit die haar de beweeglijkheid heeft gegeven waaruit haar ongekende succes is voortgekomen. Maar ze heeft ook geleid tot een diepgewortelde twijfel aan dat succes. Is dat wel zo overtuigend? Is het niet gepaard gegaan met een ongekende mate aan moordzucht en een vernietigingsdrang die zich nu ook tegen zichzelf dreigt te keren? Loopt haar al maar sneller gaande veranderingsdrang gaandeweg niet uit op de totale ontbinding van wat ooit een hecht verankerde en samenhangende cultuur leek?

Het Westers hart dat twijfelt tussen verandering en traagheid komt er niet mee in het reine. Ook die onzekerheid behoort tot de paradoxale traditie die de Bijbel aan onze cultuur heeft nagelaten en waarin ‘traagheid’ een ondeugd kon worden.

Foto: Ondraaglijke traagheid van een slak door Maarten Boersema.

Tags: