Mensen met een passie

  • Renée van Riessen

Ooit waren wij mensen met een hobby. Toen werden hobby-winkels mikpunt van milde spot en veranderden wij in mensen met een passie. In advertenties worden docenten en salesmanagers ‘met passie’ gevraagd. In veel interviews bekennen mensen ‘een passie’ te hebben. Soms is dat hun werk, soms iets dat we vroeger als hobby benoemden, zoals tuinieren of wielrennen. Maar hobby is duidelijk te vrijblijvend, voor een passie is meer nodig: je hele hart. Ook Bob Marley had een passie, las ik ergens. Niet muziek, wat ik eigenlijk verwacht had, maar voetbal. ‘Muziek was zijn werk, maar voetbal zijn passie’, kopte het artikel. Daarom moest de crew die hem ondersteunde (de kok voorop) tenminste aan één eis voldoen: kunnen voetballen.

En als je niet weet wat je passie is? Dan is er tegenwoordig De Passiewijzer: een handig zelfhulpgidsje dat je in acht overzichtelijke stappen bij het gevraagde doel brengt. Al moeten daarvoor de nodige mindmaps en visualisaties-met-plaatjes-uit-oude-tijdschriften worden doorstaan. Stap negen bevat een waarschuwing. Mensen veranderen, en passies met hen. Een regelmatige check-up van de passies is dus geboden om dit te voorkomen. Als gevolg van dit negen-stappen-plan blijf je je hele leven met die passies bezig, en dat lijkt wel erg bewerkelijk. Maar de beloning is ernaar: een geslaagd leven, net als de succesvolle mensen-met-een-passie die in het boek worden geportretteerd.

De juiste passie-keuze is dus een zaak van verantwoordelijkheid en zelfkennis. Lukt het niet, dan is dat je eigen schuld. Passieloze mensen zijn oninteressante mensen. Ze hadden beter hun best moeten doen en op tijd in de juiste passie moeten investeren. Coen Simon wijst in Schuldgevoel (het essay voor de Maand van de filosofie 2013) dit evangelie van de passie aan als een mogelijke oorzaak van depressies en burned- out verschijnselen.

Tijdens een passieviering in de afgelopen Stille Week overviel mij ineens de vraag of er verband is tussen het spreken over mensen met een passie, en deze passie waarvan ik het hele verhaal (volgens Lukas) weer te horen kreeg. De passie die in crucifixen en kruiswegstaties is verbeeld en in de Matthäus Passion op muziek gezet. Na de dienst, op weg naar huis, viel Sartre me in. Duidde hij de mens niet aan als ‘une passion inutile’? Maar waarom eigenlijk? De hele menselijke werkelijkheid, zegt Sartre, is een passie. We hebben geen passies (zoals we ooit hobby’s hadden), maar we zijn er één. We zijn de vleesgeworden passie, maar de grond van onze hartstocht krijgen we nooit in beeld. Uit dat onvermogen wordt volgens Sartre God geboren. We laten hem geboren worden opdat er één wezen is dat kan wat wij niet kunnen: rusten in zijn eigen grond, existeren als Zijn eigen oorzaak.

Dat mag voor de rationele theologie waar zijn, maar in de lijdensweek ziet de zaak er toch anders uit. Dan gaat niet de mens ten onder aan zijn passie, maar blijkt God zelf te kunnen delen in ons gepassioneerd bestaan, dat vreugde maar ook lijden kent. Sartre’s omschrijving van de mens als passion inutile werd in het Nederlands vertaald als ‘een nutteloos lijden’. Mooi vond ik dat. Wij zijn een nutteloos lijden. Maar God rust niet in zichzelf, zoals Sartre denkt, omdat hij is opgevoed in de traditie van de rationele theologie. Hij beweegt en maakt van onze passie zijn eigen passie; Hij brengt zo verandering in het zinloze verhaal van mijn komende en gaande gepassioneerdheid. Echte passie, niet los van Pasen (opstanding), en Pinksteren (inspiratie). Een beweging van Gods geest door de tijd, waarin ik zelf – ook maar een mens met een passie – graag word meegenomen.

Foto: Bob Marley via Monosnap (CC BY-NC-SA 2.0)

Tags: