Hoezo goed zonder God?

  • Roy Harmanus

U kent wellicht de posters van de American Humanist Association met hun strijdkreet No God?... No problem! Be good for goodness’ sake. De overtuiging dat God overbodig is voor het leiden van een moreel leven is de laatste jaren veel genoemd in het morele debat. Volgens jurist en filosoof Paul Cliteur kunnen wij zelf bepalen wat goed en kwaad is, omdat wij een autonome moraal hebben. We moeten ons vooral niets laten voorschrijven door een religieuze autoriteit zoals de Bijbel of ‘de Man van boven’.

Maar kunnen we eigenlijk wel goed zijn zonder God? Deze vraag lijkt onzinnig. Zijn er geen atheïsten die goed leven zonder te geloven in God? Sommige ethici keren de vraag, mijns inziens terecht, op zijn kop. Zij vragen niet of we goed kunnen zijn zonder ‘geloof in God’, maar of we goed kunnen zijn zonder ‘het bestaan van God’. Ik hoef niet te geloven in God om te weten wat moreel verwerpelijk of lovenswaardig is. Ik wist al dat moorden verkeerd was, voordat ik de Tien Geboden had gelezen. Je kan dat bijvoorbeeld erkennen aan de hand van je geweten. Op basis daarvan kunnen we zelfstandig een moraal opstellen. Maar als die morele waarden en verplichtingen ‘objectiviteit’ willen hebben, moet hun fundament onafhankelijk van menselijke meningen zijn.

Wat houdt deze objectiviteit in? De bewering dat de aanslag op Charlie Hebdo en de gruweldaden van de Islamitische Staat objectief verkeerd zijn, betekent dat ze immoreel zijn, ondanks de tegengestelde meningen van de daders. Er bestaat een morele verplichting die bindend is voor iedereen. Objectief wil zeggen: onafhankelijk van menselijke meningen. Dat de daders deze mening niet delen, zegt iets over hun gebrekkige moraal. Als morele waarden en verplichtingen niet voortkomen uit een objectief fundament, dan zijn ze subjectief. Of terrorisme en volkerenmoord werkelijk verkeerd zijn, wordt dan bepaald door onze persoonlijke voorkeuren. Dat is net zoiets als wanneer je wel of niet van spruitjes houdt.

Als je veronderstelt dat terroristen moreel objectief verkeerd handelen, zeg je daarmee dat zij een morele wet overtreden. Een soort van ‘gij zult niet…’. Wetten veronderstellen een wetgever. Zonder een wetgever zijn er geen wetten en ook geen verplichtingen. Of de wetgever nu een individu is of uit een grotere groep bestaat: er is in ieder geval een ‘persoon’ nodig. Alleen personen kunnen verplichtingen geven, omdat personen intenties hebben en daar naar kunnen handelen. Een belangrijk punt is ook dat deze morele wetten transcendent van aard moeten zijn, want moraliteit is niet te vinden in materiële zaken. Spruitjes hebben geen morele waarde. Het fundament van de moraal kan dan ook niet materieel zijn, maar transcendent: boven en buiten de wereld. Kortom: een transcendente persoon. Als objectieve bron van goedheid moet deze persoon moreel perfect zijn. In theologische taal noem je hem God.

In het morele debat over God en de moraal heeft een theologische visie die het bestaan van een persoonlijke en moreel perfecte God accepteert, werkelijk iets te bieden. Geen afstandelijke God van de filosofen of een vaag ‘ietsisme’. Het bestaan van God biedt een fundament waarop onze morele waarden en verplichtingen gegrond kunnen worden. Je hoeft niet in God te ‘geloven’ om een moreel leven te leiden. Wil je echter leven met het idee dat goed en kwaad meer dan menselijke bedenksels zijn, dan is erkenning van Gods ‘bestaan’ noodzakelijk. Hoezo goed zonder God? Be good for God’s sake.

Afbeelding: S is for Secularism door stuartpilbrow (CC BY-SA 2.0)