- Fred van Iersel
Telkens wanneer een omvangrijk gewapend conflict als in Syrië de media haalt, roept de publieke opinie vroeger of later om militair ingrijpen: ze verdraagt namelijk de aanblik van slachtoffers niet. Vindt de interventie vervolgens plaats, dan vallen daarbij logischerwijs ook slachtoffers. De zichtbaarheid daarvan is reden om in dezelfde publieke opinie de morele legitimiteit van de interventie ter discussie te stellen. Vallen er daarenboven nog slachtoffers aan de eigen zijde, dan wordt het ingrijpen tot een boemerang: de interventie moet volgens de publieke opinie beëindigd worden. Want waarom zou men westerse militairen laten sneuvelen voor Syriërs? Wie het slachtoffer als ultiem of enig moreel referentiepunt neemt voor een ethiek van interventies, draait zichzelf en de publieke opinie vast in de perverse logica van de morele perplexiteit.
Morele perplexiteit domineert ook de logica van de postmoderne defensiepolitiek: deze is fundamenteel reactief en niet proactief. Een deugdzame defensiepolitiek – hier ethisch bedoeld – zou naar klassiek wijsgerig en theologisch inzicht allereerst prudent moeten zijn: inschatten wat de politieke en militaire situatie in Syrië is, en vervolgens doelen en middelen kiezen die in deze situatie nastrevenswaardig zijn. Dit laatste wil dan minstens zes dingen zeggen.
1. De nagestreefde eindtoestand moet verantwoord zijn. Dit is het beginsel van de rechtvaardige zaak in de traditie van de ‘rechtvaardige oorlog’ – of beter: ‘rechtmatige verdediging’ (Handvest van de VN, art. 51). Die ‘rechtvaardige zaak’ is in het geval van Syrië niet gemakkelijk te beoordelen. Het politieke doel is immers niet omschreven. Is het een kwestie van sanctie in de zin van de VN of wordt een oplossing van het politieke conflict binnen Syrië nagestreefd? Joost mag het weten.
2. Een ingrijpen moet noodzakelijk zijn: alle andere middelen tot het doel moeten zijn uitgeput (het last-resort-beginsel). Hiervoor is in de Syrische crisis te weinig ruimte, omdat president Obama reeds in een vroegtijdig stadium een oorlogslogica heeft ingezet door het trekken van zijn “rode lijn” bij de inzet van chemische wapens.
3. Een ingrijpen moet rechtmatig zijn, dus niet in strijd met internationaal recht. Vooral bij sancties is dit belangrijk. In de hoofdstukken V-VII van het Handvest is namelijk een escalatiesysteem onder internationaal toezicht voorzien, en het is ter wille van de internationale rechtsorde belangrijk hiervan niet af te wijken. Dit systeem vereist concrete instemming van de Veiligheidsraad, en die bereikt door afwijkende opinies van Rusland en China helaas nog geen consensus.
4. Het ingrijpen moet een redelijke kans op succes hebben. Maar weet een interventiemacht wel de productie van chemische wapens uit te schakelen?
5. Een ingrijpen moet proportioneel zijn: het moet in redelijke verhouding staan tot het doel dat men nastreeft en ten opzichte van het kwaad dat men bestrijdt.
6. Voorafgaand aan een interventie moet ook het beginsel van het dubbele effect correct worden toegepast: de niet beoogde, indirecte effecten mogen niet opwegen tegen de beoogde effecten, maar moeten in verhouding daartoe proportioneel zijn. Militair ingrijpen in Syrië lijkt hier niet aan te voldoen. Een beperkte militaire sanctie tegen het regime zonder dat het regime wordt vervangen zal de strijd immers verder doen oplaaien omdat de hoop van het vrije Syrische leger op een overwinning zal worden versterkt. Het vervangen van het regime kan echter eveneens ongewenste indirecte effecten met zich meebrengen, bijvoorbeeld het aan de macht komen van een islamistisch regime of structureel geweld tegen minderheden zoals Syrische christenen.
Het is alles bij elkaar niet voor niets dat theologen van verschillende religies onder verwijzing naar bovenstaande beginselen een militaire interventie moreel niet legitiem vinden. Ook paus Franciscus wijst gewapend ingrijpen af. Was het niet de taak van christenen om het zondebokmechanisme te overwinnen, om ommekeer, vergeving en verzoening te bevorderen, vijandbeelden te corrigeren en vrede te stichten? Het is niet genoeg argeloos als duiven te zijn; ook de “kinderen van het licht” moeten sluw als slangen zijn, en dus prudent (Matteüs 10,16)! Dit is voorwaar een goede waarschuwing voor duiven die op basis van een naïef zelfbeeld denken dat ze slechts tijdelijk havik kunnen worden. Hoe lang is het geleden dat de Wall Street Journal zich direct na de aanslagen op de Twin Towers naïef verbaasd afvroeg: why do they hate us?
De zes genoemde beginselen en de Bijbelse afwegingen komen samen in een afwijzing van de politiek van goede bedoelingen, en in een keuze vóór prudente politiek en dus een samenhangende strategie. Op het spel staat een keuze voor verantwoordelijkheidsethiek tegenover gezindheidsethiek, zou Max Weber zeggen. In deze benadering moet de internationale veiligheid voorop staan. Verdere internationale escalatie moet dus worden voorkomen. De soevereiniteit van Syrië moet worden gerespecteerd. En de eigen belangen van de interveniërende staten en hun bevolking moeten in een verantwoordelijkheidsethiek zwaarder meewegen dan een moralistische publieke opinie. Verlicht eigenbelang vereist niet per se militair ingrijpen. Daarom moet de internationale gemeenschap vooralsnog niet verder gaan dan de humanitaire opvang van vluchtelingen.
Foto: New Arrivals in Lebanon door CAFOD Photo Library (CC BY-NC-ND 2.0).