Een oprecht ontroerende pater

  • Ruben Altena

Het is opmerkelijk dat momenteel in twee theatervoorstellingen een priester aan het woord komt, niet als op seks en macht beluste typetjes, maar in eigen woorden. En in die woorden klinkt bevlogenheid en inspiratie uit het evangelie door, ook een weinig alledaags geluid in het moderne theater. Over de ene voorstelling, Als ik de liefde niet heb, is eerder op deze site geschreven. Over de andere voorstelling wil ik het hier hebben.

De voorstelling “Missie” stond 10 oktober voor de vijfde keer sinds 2008 in de Stadsschouwburg in Amsterdam. Acteur Bruno Vanden Broecke speelde de voorstelling de afgelopen zeven jaar behalve in het Nederlands ook al in het Frans, Duits en Italiaans en gaat hem vanaf 2015 ook in het Engels spelen. Als het aan hemzelf ligt wordt hij met het stuk oud.

In de voorstelling speelt het publiek de rol van toehoorders in een bedompt zaaltje ergens in Vlaanderen waar een pater van achter in de zeventig een lezing komt geven. Hij zit al sinds de jaren ’50 als witte pater in Congo en is elk jaar een paar maanden in België om familie en vrienden te bezoeken en om de fondswerving veilig te stellen door te vertellen over de missie. Hij begint te praten zoals wel meer oude mannen dat doen: een tikje warrig, op converserende toon vol uitweidingen. Je wordt haast onmerkbaar zijn levensverhaal ingezogen, Congo komt tot leven in zijn beeldende verhalen, luchtige anekdotes maken steeds meer plaats voor schurende observaties. Het wordt al snel duidelijk dat het cliché van de Europeaan die in Afrika wel even komt vertellen hoe ze moeten leven in dit geval niet opgaat. ‘Goma is ver weg van Roma,’ zegt de pater als het over het kerkelijke standpunt over voorbehoedsmiddelen gaat. De 40-jarige Bruno Vanden Broecke is volstrekt geloofwaardig als oude Belgische pater. Die geloofwaardigheid komt ook voort uit de tekst van David van Reybrouck (bekend van zijn boek Congo en als een van de Zomergasten van dit jaar), die hij baseerde op interviews die hij gehouden heeft met Belgische missiepaters die in Congo gewerkt hadden.

De missiepater is een man uit een andere wereld. Het België dat hij achterliet is onherkenbaar veranderd in een wereld die voor ons kijkers juist vanzelfsprekend is. Dit contrast wordt mooi zichtbaar in het verhaal van de pater over een ontmoeting met zijn broer tijdens zijn verlof. De jongere broer zit overduidelijk in een midlifecrisis, hij pocht met zijn nieuwe racefiets (‘kom kijken als ik de banden oppomp’) en gaat scheiden omdat hij een twintig jaar jongere vriendin heeft. Haar moeilijke jeugd heeft ze ‘verwerkt, een plekje gegeven, in een kamer gedaan en de deur op slot gedaan, in een la gestopt’ en ga zo nog maar even door met clichébeelden die voor de missionaris geheimtaal zijn. Evenzo begrijpt hij niets van een leven in hoofdstukken, waarin je door een scheiding ‘een hoofdstuk afsluit’. Het moderne leven heeft een vloeibaarheid (denk aan de ‘liquid modernity’ van socioloog Zygmunt Bauman) waarin niets vastligt en altijd een nieuwe weg beter kan zijn. De missionaris daarentegen heeft ooit een radicale keuze gemaakt. Hij had geen benul van wat die keuze in zou houden, maar blijft trouw aan zijn roeping, ‘als een echo die in plaats van zwakker steeds sterker wordt.’

Hij liep en loopt bewust levensgrote risico’s om de Congolezen met wie hij dagelijks leeft niet in de steek te laten. Als in de jaren ’90 de genocide vanuit Rwanda overslaat naar Congo neemt het geweld absurde vormen aan. Halve parochies komen om, collega’s worden gruwelijk vermoord. Ook zijn eigen post wordt overvallen, maar hij wordt niet vermoord. En ook daarna blijft hij weigeren te ontsnappen naar zijn geboorteland. Veel van wat hij in Congo opgebouwd heeft wordt afgebroken, maar hij blijft bouwen.

Deze radicale houding staat in schril contrast met de broer van de missionaris, in wie ik meer dan me lief was van mijzelf herkende. ‘Zij zijn als een mossel die zich vasthecht aan een schip dat toch wegvaart,’ merkt de missionaris op. ‘Wie zijn leven wil behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven om mij verliest, zal het vinden’, is een uitspraak van Jezus die de missionaris aanhaalt als hij het over zijn eigen motivatie heeft. De onverzettelijkheid van de oude broze man maakt indruk, of je nu iets van zijn geloof deelt of niet. En roept de vraag op of een keuze zonder voorbehoud ook voor ons een mogelijke keuze is, of iets uit een verleden dat niet meer terugkeert. En kan zo’n zelfopofferende keuze alleen voortkomen uit een religieuze inspiratie of ligt zo’n keuze ook binnen het bereik van sceptische en seculiere mensen?

De voorstelling blijft meer dan anderhalf uur boeien, ondanks of mede dankzij een minimale theatrale vorm. Aan het slot gaat ineens een theatrale trukendoos open die duidelijk maakt dat dit toch echt een grote zaalvoorstelling is. Mij was deze overdonderende ervaring wat erg grotesk in contrast met de sobere rest van de voorstelling, maar het raakt onmiskenbaar. Het geweld dat de pater tijdens de genocide van de jaren ’90 gezien heeft brengt hem in grote verwarring. De bron van zijn onvermoeibare inzet, God, is pijnlijk afwezig als het redeloze geweld uitbreekt. ‘Waar zijn de lange uithalen waarmee de goden plegen te huilen?’ Het beeld dat volgt op zijn wanhopige aanroepen dan wel aanklagen van God is mooi meerduidig. Is de tropische stortregen een verbeelding van de oorverdovende stilte van boven, of toont zij de tranen van God om het onrecht dat mensen elkaar aandoen? De wanhoop en vertwijfeling laten je hoe dan ook niet los nadat het applaus geklonken heeft.

Foto: Missiepaters in Congo pm. 1920 door Jan Willemsen (CC BY-NC-SA 2.0).

Tags: