De catechismus van Herman Koch

  • Evert Jan de Wijer

Tot nader order spelen de romans van Herman Koch zich af in het universum van keurige mensen, met Amsterdam Zuid als biotoop. Een hoog Ons Soort Mensen-gehalte. Op de hoogte van de laatste trends, fijne eetadresjes en de nieuwste films. Zij zijn politicus, geschiedenisleraar, huisarts en bezoeken regelmatig het theater. De grondstelling van Koch is echter dat deze beschaving maar schijn is. Er is slechts een incident voor nodig (een moord, een aanranding van een dochter) of de ware aard van de mens komt boven water. De mens is een beest. Hij wordt volkomen geleid door zijn driften en emoties. Met name in zijn twee laatste romans, Het Diner en Zomerhuis met zwembad, lijkt Koch daar twee rechtvaardigingen voor te bieden. Allereerst is de mens gedetermineerd door zijn genen: psychopathologie wordt kennelijk van vader op zoon overgedragen. In zijn tweede boek rakelt Koch via een romanfiguur een oud debat rondom de criminoloog Buikhuisen op: de mens wordt geregeerd door zijn natuur. Beschaving is een relatief laat fenomeen en als het erop aankomt, nemen de instincten het over.

In bredere zin, welbeschouwd vanaf zijn debuutroman Red ons, Maria Montanelli – en ik ben zo vrij daar ook zijn werk voor Jiskefet bij te betrekken –  etaleert Koch een grote argwaan tegenover de beschaving. De pijlers van deze beschaving (de school, de opvoeding, het theater, de grote literatuur) hebben daarbij zijn bijzondere belangstelling. Zij poneren de menselijke vrijheid maar blijken uitermate zwak te staan tegenover de werkelijke drijfveren van de mens. Zij zijn in zekere zin te lief, te hoopvol, te soft, veel te positief en niet opgewassen tegen de menselijke werkelijkheid zelf. In de ontkenning van dit onvermogen zit iets pedants, een latente agressie zelfs, en Koch is er een meester in om dat aan te tonen. De ironie is met handen te tasten als hij de rituelen van het biologisch-dynamische restaurant beschrijft, het Montessori lessysteem of de absurditeit van het moderne theater. Als de moderne zedenschetsen van Koch iets aantonen, is het wel dat het project menselijke vrijheid volkomen mislukt moet heten.

Er is, bijbelstheologisch gezien, geen enkele aanleiding om deze stelling van Koch te ontkennen. Sterker nog, zij wordt vooral bijgevallen. In bijbelse zin wordt welbeschouwd vanaf het boek Genesis de vrijheidsdrang van de mens met argusogen gevolgd. Het ‘als God willen zijn’, de kennis te willen hebben over goed en kwaad, het samenklonteren op aarde en het bouwen van een toren die tot aan de hemel reikt, haar steden- en wapenbouw – het valt allemaal goed te lezen als een cultuurkritiek die zich volledig laat vergelijken met die van Koch. Uitgebreid wordt stilgestaan bij die figuren die zich inderdaad volledig laten leiden door hun instincten: Kaïn, die zijn broeder Abel vermoordt. Lamech die ‘een man doodslaat om een wonde, en een jongen om een striem’ (Genesis 4:23). De mens, zoals Koch hem uittekent in zijn romans wordt dus herkend en erkend. De Bijbel doet op geen enkele manier lievig, idealistisch of vergoelijkend over de mens zoals hij of zij daadwerkelijk is. De Schrift is niet geschreven op een Montessorischool en haar biotoop is ook niet Amsterdam Zuid. Waar de Schrift echter wel fel tegen protesteert, is de rechtvaardiging van dit mensbeeld. Natuurlijk, ik weet het, artistieke vrijheid en dat soort dingen, maar Koch betrekt toch nadrukkelijk de stelling dat de mens niet anders kan dan zijn instincten volgen waarmee zijn gedrag ook gerechtvaardigd is. Hij kan niet anders. Hij is slachtoffer van zijn instincten. Het is een illusie te menen dat er iets bestaat als vrije wil. Dat is een utopistisch dressaat. Resultaat van een halfzacht beschavingsoffensief dat reeds vanaf de Middelbare School wordt ingezet.

Hier scheiden de bijbelse wegen en die van Koch. De Bijbel erkent ten volle dat de mens zo is en dat de mens is wie hij is. Toch wordt aan hem/haar gevraagd waar zijn/haar broeder en zuster is en wordt het moorddadige lied van Lamech niet overgenomen. De Schrift erkent de mens tot in zijn diepste en zwartste gedachten maar neemt daarmee geen genoegen. Zij blijft, met een woord van de filosoof Levinas, doorvragen naar zijn vrijheid, die een moeilijke vrijheid is. Het is de verplichtende vrijheid om te erkennen dat men verbonden is met anderen en met name met zwakke, onmondige anderen. Al gaan daarnaar je gedachten uit en lijkt het instinctief gerechtvaardigd, daarom zul je toch je broeder niet vermoorden, je verheugen in de ondergang van een stad, een man slaan om een wonde en een jongen om een striem. Hoe graag je het ook zou willen en hoezeer ook je eigen bloed een andere taal spreekt.

Foto: Self Portrait: Ik lees nu.. door Marie II (CC BY-NC-SA 2.0)

Tags: