Burger én moslim? Waarom het persoonlijke politiek moet blijven

  • Gé Speelman

Geloven achter de voordeur, ik kan me er niets bij voorstellen. Daarom voel ik mee met moslims hier in Nederland die worden gewantrouwd, juist omdat ze volop vanuit hun geloof willen meepraten over de inrichting van de samenleving. Hun keuzes zijn niet altijd de mijne, maar ik snap hun verzet tegen de marginalisering van hun diepste waarden.

Daarom volgde ik met belangstelling de aanvaring tussen minister Asscher en de twee Turkse PvdA Kamerleden Öztürk en Kuzu in november. Het conflict ging om de rol van Turkse religieuze organisaties. Die staan de integratie van Turkse Nederlanders in de weg, vond de minister, omdat Turkse Nederlanders ‘(….) door organisaties voortdurend aangezet worden tot oriëntatie op waarden die kunnen wringen met de kernwaarden en democratische rechtsstaat van Nederland.’ Een van de redenen die de minister tot zijn negatieve oordeel bracht was dat Turkse islamitische organisaties integratie niet tot hun centrale doelstelling hadden gemaakt. Integendeel, ze hielden zich bezig met allerlei religieuze doelen die niets met integratie te maken hadden. Ze bepaalden hun leden er voortdurend bij dat ze niet alleen Nederlandse burgers waren, maar ook nog gelovige moslims en Turken. Volgens Asscher moeten deze organisaties dus nauw gemonitord worden. Dit georganiseerd wantrouwen omschrijven Öztürk en Kuzu als ‘uitsluitingspolitiek’ in plaats van ‘integratiepolitiek’. Kuzu schrijft op zijn Facebookpagina een paar dagen later: ‘Nederland snakt naar een beweging gericht op acceptatie van een ieder in de samenleving die wil bouwen aan een toekomst waarin iedereen echt gelijkwaardig wordt behandeld.’

Niet alleen Turkse religieuze organisaties staan zo goedbeschouwd in het beklaagdenbankje van weldenkend Nederland. Ook kerkmensen krijgen te horen dat religie die niet achter de voordeur wil blijven een lastige handicap is om volwaardig burger te kunnen zijn Nederland. Hoewel gelovigen in de praktijk best mee schijnen te vallen – de ‘Staphorstervariant’ (inspraak van SGP en CU in de regering) is in de politiek niet langer taboe – kunnen ze zomaar in botsing komen met ‘de kernwaarden en democratische rechtsstaat’ in Nederland. Dat komt omdat in de christelijke gemeenschap dingen geleerd schijnen te worden als ‘Gij moet God meer gehoorzaam zijn dan de mensen’, en christenen zich nogal eens beroepen op hun eigen geweten om bepaalde staatswetten ter discussie te stellen, van dienstplicht tot het sluiten van homohuwelijken.

In de seculiere staat is er vrijheid van religie. Maar wat houdt die vrijheid in? Alleen de vrijheid om als individu in de privésfeer achter de voordeur je religie te beoefenen? Trouwens, wat is privé en wat publiek? Wat in de jaren ’60 strikt tot de privésfeer behoorde, zoals iemands seksuele voorkeur, is sinds die tijd inzet in politieke debatten: het persoonlijke is politiek, nietwaar?

Waarom zou dan ook niet het persoonlijk geloof ingebracht kunnen worden in het publieke debat? Of is ‘geloven’ voor sommige Nederlanders net zo taboe als dat vroeger het geval was met homoseksualiteit? Je mag er hooguit aan doen, erover praten is not done. Uitgaande van de vergaande verstrengeling van het persoonlijke en het politieke, pleit ik ervoor dat Turkse moskeebezoekers en Nederlandse kerkgangers voluit meedoen aan het debat over de inrichting van de Nederlandse samenleving, en dat niet alleen als gelovige enkelingen, maar ook via hun organisaties. Dat hoeft niet te gebeuren met loslating van de kernwaarden die in onze samenleving gelden. De Britse politicoloog Bikhu Parekh, de ‘Godfather’ van het multiculturalisme, heeft daar altijd voor gepleit. Daarbij hoeft een beroep op geloofsovertuiging of culturele komaf niet ‘anything goes’ te betekenen. Parekh stelde voor de grenzen van wat toelaatbaar is in het publieke debat te laten bepalen door wat hij noemde ‘society’s operative public values’. Gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen en van mensen van verschillende religies en culturen zou één van die waarden kunnen zijn, waarbij overigens niet bij voorbaat vaststaat hoe die gelijkwaardigheid dan het beste kan worden vertaald in concrete gedragsregels. Daarnaast zullen er ook normen en waarden moeten worden afgesproken die de spelregels van het debat vastleggen, zoals eerlijkheid, een gelijke inbreng voor alle partijen en gerichtheid op het bereiken van consensus.

We komen er in elk geval niet door bij voorbaat een lijn in het zand te trekken en te beslissen dat mensen die aan de andere kant staan niet mee kunnen doen met het gesprek.

Foto: Lodewijk Asscher op PvdA winterfestival door Partij van de Arbeid (CC BY 2.0)

Tags: