Alzheimer: kan de echte persoon opstaan?

  • Maureen Sie

Stel je stelt een beleefde vraag aan je buurvrouw, maar zij reageert onverwachts heel agressief. Het zou zomaar kunnen dat je vanwege dit incident besluit voortaan een blokje om te lopen wanneer je haar ziet naderen. Als je haar wat beter kent, zou je haar kritisch kunnen aanspreken op haar gedrag. Of je zou er moreel verontwaardigd over kunnen vertellen op het jaarlijkse buurtfeest. Maar wanneer je enkele maanden later erachter komt dat zij Alzheimer heeft, zou je spijt kunnen krijgen van je reactie: je beseft dat haar vreemde reactie hoogstwaarschijnlijk te maken had met deze ziekte. Met andere woorden, ze kon het niet helpen en daarom kun je haar niet moreel verantwoordelijk houden voor wat ze deed. Maar wat betekent dat nu? Dat ze ‘het niet kon helpen’? Dat ze niet ‘uit vrije wil’ handelde?

Voor sommige filosofen heeft vrije wil te maken met ons vermogen op basis van redenen te handelen. Laten we deze visie de Redelijkheid Visie (RV) noemen. De RV, aldus de verdedigers van deze visie, helpt om te begrijpen waarom wij anders reageren op iemand die eenkennig is en met rust gelaten wil worden – “dat is nu eenmaal haar karakter” – dan op iemand die agressief op een beleefde vraag reageert omdat zij lijdt aan Alzheimer. Het kan heel goed zijn dat geen van beiden zijn/haar gedrag ‘kan helpen’, maar in het eerste geval is de agressieve reactie een uitdrukking van iemands waarden en ‘morele karakter’, in het tweede geval niet.

De RV is een positie die ontwikkeld is tegen de achtergrond van de aanname dat alles in dit ondermaanse door en door bepaald is door (1) voorafgaande oorzaken en (2) de natuurwetten (de these van het determinisme). Volgens de RV hebben wij geen immateriële ziel en kunnen wij ons niet onttrekken aan ons lichamelijke bestaan, noch aan de oorzakelijkheid en wetmatigheid dat al het andere bepaalt. Desalniettemin, aldus verdedigers van de RV, kunnen we nog steeds zinvol spreken over vrije wil en morele verantwoordelijkheid.

Volgens de RV kunnen we onze buurvrouw haar agressieve reactie niet kwalijk nemen omdat het niet echt zij is die agressief op ons reageert: haar gedrag zegt niets over de afwegingen die ze maakte, niet bijvoorbeeld over haar gebrek aan consideratie met diegene die de beleefde vraag stelde; hoogstwaarschijnlijk reageert zij zonder aanzien des persoons, waarschijnlijk eerder uit frustratie dan doordat ze ‘gewoon’ een onaardig persoon is. Maar waarom is dit verschil relevant als het op morele verantwoordelijkheid aankomt? Waarom is diegene die eenkennig is en ‘gewoon onaardig’ wél moreel verantwoordelijk, maar iemand die dat is vanwege een ziekte niet? Is dat niet toch gebaseerd op de misvatting dat de eerste haar morele karakter kan helpen en de tweede niet? Als de ‘vrije wil’-sceptici gelijk hebben en wij nooit kunnen helpen wie wij zijn en wat wij doen, dan maakt de herkomst van ons karakter evenmin uit. Voor veel filosofen is die gevolgtrekking tegen-intuïtief: zij begrijpen het ‘handelen op basis van redenen’ op zo’n manier dat patiënten die aan de ziekte van Alzheimer lijden en bijvoorbeeld heel jonge kinderen, niet op basis van redenen kunnen handelen en wij – volgroeide, mentaal gezonde volwassenen – wél. Even afgezien van de vraag of zij daarin slagen wil ik een lans breken voor de gedachte dat de tragiek van Alzheimer er juist in bestaat dat mensen, ondanks hun afgenomen redelijke vermogens, nog steeds op basis van redenen handelen. Zoals de arts en filosoof Bert Keizer het uitdrukt: “Ze lopen naar de wc, ze geven een kus, ze slaan een medebewoner, ze bonken op de deur, allemaal met redenen!”

De ziekte van Alzheimer is een schrikbeeld dat losstaat van de fysieke en psychologische ontberingen die het met zich meebrengt – het is niet de angst voor pijn en ongemak die ons bezighoudt. Alzheimer is een schrikbeeld vanwege het gegeven dat ik (nl. datgene van mij dat ik als mijn kern ervaar) zal verdwijnen terwijl ik er tegelijkertijd nog steeds zal zijn. Het is de combinatie van continuïteit én discontinuïteit van mijn persoon die ons zo aanvliegt. En ook de gedachte dat onze geliefde Alzheimer zal ontwikkelen behelst eenzelfde nachtmerrie: het feit dat de persoon van wie we houden tegelijkertijd zal ophouden en doorgaan te bestaan, maar dan ‘als een ander’, is wat het zo verschrikkelijk maakt.

Maar wat in dit ondermaanse kan tegelijkertijd bestaan en vergaan? Het is hier waar de diagnose van de RV (dat voor mensen het vermogen om op basis van redenen te handelen heel belangrijk is), geïllustreerd lijkt te worden door deze angst voor de ziekte van Alzheimer. We identificeren onszelf en anderen blijkbaar vergaand met het vermogen te handelen op basis van onze normen, waarden en de zaken waar we belang aan hechten. Alzheimer tast weliswaar onze redelijke vermogens aan maar maakt niet dat wij als handelende persoon van het podium verdwijnen. Mensen die aan de ziekte van Alzheimer lijden kunnen nog steeds handelen: ze willen bepaalde dingen wél en andere zaken absoluut niet hebben, worden ongelukkig van het één en gelukkig van het ander, enzovoorts. De tragiek van Alzheimer is nu juist dat voor mij of voor mijn geliefde, een ander in de plaats komt, ook al is het iemand die in mindere mate over haar/zijn redelijke vermogens beschikt.

Dit maakt, ten slotte, ook de feitelijk omgang met Alzheimer ongelofelijk ingewikkeld. Het is niet alleen een emotionele uitdaging (onmogelijkheid?) tegelijkertijd wel en geen afscheid te moeten nemen van een dierbare en/of jezelf maar ook praktisch gezien een onmogelijke opgave. Er zijn letterlijk twee personen die om onze omgang met hem/haar strijden. Er is de persoon die wij ons hele leven waren of die we ons hele leven gekend hebben, en er is de veranderde persoon, de persoon die agressief reageert op een beleefde vraag die we haar stellen; misschien wel omdat ze eenkennig is geworden en liever met rust gelaten wil worden.

Foto: Dementia door Hamish Irvine (CC BY-NC 2.0)

Tags: